Liefdadige Landgenooten! verscheen er een
oproep om geld, kleding en huisraad.24'
Eind juli waren de meeste herstelwerk
zaamheden al weer gereed. Vanuit het
provinciehuis werden vele dienstreizen
naar de overstroomde gebieden gemaakt.
Ingenieurs en opzichters waren regelmatig
aanwezig om advies te geven. Curieus was
de rol van de commissaris der Koningin in
Zeeland, A.J. Roest (1837-1920). Voor hij
commissaris werd was hij burgemeester
van Den Haag.25' Op 1 mei 1906 ging A.J.
Roest met pensioen. De dag ervoor ver
scheen een commentaar over zijn vertrek
in de Middelburgsche Courant, daarin
werd hij omschreven als een kundig man
en uitstekend voorzitter, die nauwelijks in
het openbaar verscheen. Hij richtte zich in
hoofdzaak op zijn ambtelijke taken en zal
vermoedelijk de getroffen gebieden niet
bezocht hebben, er zijn in ieder geval geen
berichten hierover in de pers verschenen.
De Middelburgsche Courant schreef: voor
onze samenleving toonde de heer Roest geen
belangstelling. Uit dat oogpunt bezien laat
zijn verblijf in ons midden geen enkel spoor
achter. Mr. Roest had blijkbaar voor zijn
persoon aan sympathie van de Zeeuwen in
't algemeen en van de Middelburgers in 't
bijzonder geen behoefte. En hierdoor was er
ook bij hen daarvan geen sprake.26' Anders
was dat met zijn opvolger H.J. Dijckmeester
(1847-1942). Reeds enkele weken na zijn
installatie bezocht hij eind mei de getroffen
gebieden.27' Deze commissaris zou zich later
ontwikkelen tot een actief bestuurder die
zich vooral heeft ingezet voor verbetering
van de infrastructuur van Zeeland, waaron
der een goede verbindingsweg met Brabant,
de veerdiensten met Zeeuws-Vlaanderen en
ontwikkeling van de haven van Terneuzen.
Uit eerbetoon werd bij zijn afscheid in
1921 een polder in de Braakman naar hem
genoemd, de Dijckmeesterpolder.28'
Drinkwater
Een probleem voor de bevolking was het
kunnen beschikken over schoon drinkwater.
De techniek om dat uit het grondwater
naar boven te pompen was al bekend. De
Middelburgse aannemer Dirk Dronkers,
dezelfde die we al tegen kwamen bij de
concessie voor de Bathpolder, had in 1870
een concessie van de gemeente Vlissingen
gekregen om aan deze gemeente drinkwater
te mogen leveren. Dit is echter nooit tot
uitvoering gekomen. Het zou nog tot 26
januari 1884 duren voordat burgemeester
A. Smit (1845-1935) van de opgerichte
Vlissingse Duinwaterleiding Maatschappij
het eerste glas drinkwater kon drinken.
Voor de verschillende Bevelandse gemeen
ten zou het nog tot in de jaren dertig van
de twintigste eeuw duren voordat ze op het
waterleidingnet zouden zijn aangesloten.29'
Vooral op het platteland van Zeeland was
men voor schoon drinkwater aangewezen op
een welput, waar met een emmer aan een
touw over een katrol het grondwater naar
boven kon worden gehaald. Bij voldoende
regen had men ook wel de beschikking over
regenwater. In de gebieden die overstroomd
waren door het zeewater leverde de water
voorziening problemen op. Het zoute water
drong in het grondwater en in de regenbak
ken waardoor er geen drinkwater meer was.
Twee dagen na de ramp publiceerde het
gemeentebestuur van Vlissingen een oproep
Overwegende dat tengevolge van den
watersnood op 12 dezer verschillende regen
bakken onbruikbaar zijn geworden en het
wenschelijk is aan onvermogenenden goed
drinkwater te verschaffen; maken bekend dat
tot en met Zaterdag a.s. voor onvermogende
ingezetenen dagelijks van 7 tot 7 uur drink
water gratis verkrijgbaar is uit de kranen,
geplaatst ...'30'
Bij de watervoorziening was een belangrijke
rol weggelegd voor de plaatselijke gezond
heidscommissies. Inspecteurs van deze
commissies moesten de getroffen gebieden
bezoeken. Ze moesten toezicht houden op de
drinkwatervoorziening, de verpleging van
zieken en daklozen, het gratis verstrekken
van geneesmiddelen en geneeskundige
hulp, het verwijderen van verdronken vee
en bedorven levensmiddelen en het droog
leggen van terreinen, begraafplaatsen,
huizen en scholen.31' Een onderdeel hiervan
was ook de riolering, of beter gezegd de
afvoergoten die daarvoor door moesten
gaan. Een gesloten rioleringssysteem was
7