Geheel voor de hand liggend was het
dan ook dat hij vanaf het moment dat de
kersverse predikant van de afgescheidenen
Adriaan de Bruijne er blijk van gaf in Goes
een christelijke school te willen stichten,
zich profileerde als voortrekker van de
tegenstanders. In de beginfase waren zijn
brieven met adviezen aan de Plaatselijke
Schoolcommissie strikt zakelijk en formeel.
Naderhand, toen duidelijk werd dat het
comité niet bereid was om de pogingen tot
oprichting te staken, werd de toon grimmi
ger. Overdrevene separatisten waren het in
zijn ogen. Zijn brief van 22 december 1851
besloot hij met: De eigenwijze en stijfhoof
dige adressanten die zich boven de wet
verheffen, moeten leeren zich voor de wet te
buigen.28
Toen eenmaal duidelijk was dat de stichting
van de school kon plaatsvinden op de manier
zoals dominee De Bruijne voor ogen had, viel
hij uit in een uitbarsting van machteloze
woede: Zij hebben er de hooge regering mee
gemoeid, de drukpers in den arm genomen en
de vergadering der Volksvertegenwoordigers
doen weergalmen van klagten over en uitval
len tegen die onregtvaardige Goesenaren.29)
Inderdaad, de Goesenaren muntten niet uit
in een rechtvaardige en coulante opstelling
tegenover andersdenkenden. Schoolopziener
Dresselhuis had een gevoelige nederlaag
geleden. Ze hadden allemaal hun hoop op
hem gevestigd, de Goese predikanten, de
leden van de Plaatselijke Schoolcommissie,
Burgemeester en Wethouders. Tevergeefs.
Epiloog
Dominee Adriaan de Bruijne, altijd beleefd
en bescheiden, maar ook vasthoudend en
onvoorwaardelijk gelovend in zijn idealen,
was de aanhouder die overwon. Op 15
april 1853 schreef hij samen met secretaris
Cornelis van den Bosch een brief aan de
Plaatselijke Schoolcommissie. Zij deelden
mede dat het bestuur van de op te richten
school zou bestaan uit ds. Adr. de Bruijne
(voorzitter), P. Geense, J.K. van Baalen, J.P.
Muller, P.F. de Jonge en C.C. van den Bosch
(secretaris). En, schreven zij: Wij maken
van deze gelegenheid gebruik om Uw Ed.
de verzekering te geven, dat onze wensch en
bedoeling is, een bekwaam onderwijzer aan
het hoofd onzer school geplaatst te zien, opdat
het onderwijs op dezelve te geven grondig en
doelmatig moge zijn ...m
Op 3 april 1854 werd er voor het eerst les
gegeven. De geschiedenis van de oprichting
en het vervolg daarop valt buiten het kader
van dit artikel. Het moge echter duidelijk
zijn dat de tegenwerking door de stedelijke
overheid, waar het maar mogelijk was, nog
een aantal jaren zou voortduren.
Zoals altijd was het oordeel over de gebeurte
nissen aan de geschiedenis. Bijna een halve
eeuw na dato, in 1897 beschreef J. Kuiper
de ontwikkeling van het christelijk lager
onderwijs in Nederland. De gebeurtenissen
in Goes vatte hij als volgt samen: Den 2 Dec.
1850 werd te Goes autorisatie aangevraagd
ter oprichting van eene bijz. school. eerst
in Oct. 1853 mocht het adressanten gelukken,
na eindelooze plagerijen, door tusschenkomst
van den Minister, de begeerde autorisatie te
verkrijgen.31)
Noten:
12
1. A.J. Barth, Schoolstrijd in Goes, in Historisch jaarboek
voor Zuid- en Noord-Beveland no. 7, Goes 1981, pag.
27-33;
C. Dekker, Gereformeerd en Evangelisch. Ontstaan en
geschiedenis van de Buddinggemeente te Goes en haar
plaats in het Nederlandse Protestantisme in de periode
1839-1881, Kampen 1992, pag. 277-286;
G.J. Lepoeter, Bouwen in vertrouwen. Fragmenten
uit anderhalve eeuw geschiedenis van het protestants
christelijk lager/basisonderwijs in de gemeente Goes,
Goes 2005.
2. Cornelis de Bruijne, Adriaan de Bruijne (1810-1878).
Molenaar en predikant op Zuid-Beveland, Utrecht 2015.
3. Als noot 2, pag. 29.
4. Anthony Brummelkamp (1811-1888) studeerde
theologie in Leiden en werd op 19 oktober 1834
bevestigd als predikant in de Hervormde Gemeente te
Hattem. Nog geen jaar later, op 7 oktober 1835 werd
hij er wegens zijn afwijkende ideeën afgezet. Naast
Hendrik Pieter Scholte en Hendrik de Cock wordt hij
beschouwd als de derde vader van de Afscheiding. In
zijn opvattingen onderscheidde Brummelkamp zich
van veel Afgescheidenen. Hij werd vaak verweten niet
dogmatisch en niet altijd rechtlijnig te zijn. Hij was
ruimhartiger ten opzichte van niet-afgescheidenen en
verkondigde een ruim aanbod des heils.
Samen met zijn zwager ds. Albertus C. van Raalte,
die in 1847 naar Amerika emigreerde, stichtte hij in
Arnhem een opleidingsschool waar het onderwijs aan
aanstaande predikanten op een redelijk hoog peil stond.
Na het vertrek van Van Raalte zette hij de opleiding
alleen voort. Vanaf de stichting van de Theologische
School te Kampen in 1854 - één theologische opleiding