""0 onwil s'Sf 1 af o c V
ï^c I Ijo rn
)\])ER\IKESTKR
Afb. 2. Proeve van bekwaamheid
in het schrijven van
Cornelis Alegoed
(Gemeentearchief Borsele.)
DOOR
en gemeentesecretaris van Nisse, secreta
ris-penningmeester van polders in de regio
en kerkelijke functies in Oostburg en op
Schouwen. Een betrokken schoolmeester,
betrokken bij de kerk en ook maatschappe
lijk actief, dat zijn de feiten. Maar wat voor
een schoolmeester was hij? In het Zeeuws
Museum blijkt zowaar de plak bewaard te
worden die hij als schoolmeester in bezit
had.
Heeft Alegoed zelf als kind ervaring gehad
met de plak? En zou hij hem zelf ook
gebruikt hebben als schoolmeester? Best
mogelijk want pas in 1820 zijn de lijf
straffen, de plak en de pechvogel officieel
afgeschaft. De pechvogel was een opgevulde
stoffen vogel die vooraf ging aan de plak.
Hij werd je toegeworpen als je iets misdaan
had en dan was je de klos. Je moest hem
terugbrengen naar de meester en dan kreeg
je met de plak. De uitdrukking onder de
plak zitten heeft met deze plak te maken. De
man die bijvoorbeeld thuis die niets had in
te brengen, zat onder de plak van zijn vrouw.
Alegoed begon zijn schoolmeesterscarrière
in een economisch slechte tijd. De Gouden
Eeuw was al geruime tijd ten einde. De
West-Indische Compagnie (WIC) had de
Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) niet
overleefd en de Verenigde Oost-Indische
Compagnie (VOC) werd met de komst van
de Fransen in 1795 genationaliseerd.1' De
Middelburgsche Commercie Compagnie
hield het wat langer vol, maar desondanks
had de Zeeuwse en Nederlandse economie
had het bijzonder zwaar te verduren, en de
sociale gevolgen waren groot. Een groot deel
van de Nederlandse jeugd was als gevolg
van de sociale misstanden geheel van onder
wijs verstoken. Hoe slecht het was wordt
beschreven door L.W. Bree: De kinderen
van arbeiders en beroepswerklozen leefden
op het eind van de achttiende eeuw in een
geestelijke nacht, zo zwart, dat men zich
zou afvragen of er in ons land wel van een
eeuw der Verlichting gesproken kon worden.
Kinderen van ouders die lezen en schrijven
geleerd hadden, bleven analfabeet, omdat zij
van jongs af met bedelen of knechtendienstjes
mee moesten helpen het gezin van brood te
voorzien. Naarmate handel en bedrijf dieper
in verval raakten en dus de volkswelvaart
verdween, ging het ook met de volksont
wikkeling bergafwaarts. Luiheid, onmatig
heid, verwaarlozing der huisgezinnen, de
allerschandelijkste opvoeding der jeugd...
Walging en afkeer maar ook medelijden
komen op. Het was treurig, intreurig gesteld
met de zedelijke en geestelijke ontwikkeling
van het vrije Bataafse volk!2)
Men probeerde met harde hand de ondeug
den te bestrijden. Vooral in weeshuizen
heerste strenge tucht. Alegoed moet de
sociale gevolgen van de economische ellende
hebben ervaren, al was het op het platteland
25