ongetwijfeld minder heftig dan
bijvoorbeeld in Middelburg.
Als beginnend schoolmeester
in 1786 lijkt het me daarom
waarschijnlijk dat hij zijn plak
gebruikt heeft.
Behalve dat de komst van
de Fransen ons verder in
de economische misère had
gebracht, kwamen er ook
vernieuwingen die verbeteringen
waren. In onderwijskundig opzicht
kwamen denkbeelden van Rousseau in
zwang. Op Franse en Latijnse scholen
kwamen fysieke straffen al in de acht
tiende eeuw niet of nauwelijks meer
voor. Leerlingen moesten met alle
mogelijke zagtheid en discretie worden
behandeld. Werd er gestraft, dan in de
vorm van strafpunten bij ongeoorloofd
verzuim, door nablijven, later ook door
strafwerk. Nalatige en trage leerlin
gen moesten door een of andere poeni-
teit, 't zij van uitschrijven der lessen
of van een aantal versen tot hunne
pligt gehouden worden. Leerlingen
die te laat kwamen konden geldboe
tes worden opgelegd, die zij moesten
betalen van hun zakgeld.31
Schoolmeester Cornelis Alegoed
moet al vroeg geïnteresseerd zijn
geraakt in de nieuwe denkbeelden
uit Frankrijk. Al duurde het nog
tot 1801 voordat er met de eerste
Onderwijswet een wettelijke grond
slag kwam. En pas in 1820 kwam
de wet die lijfstraffen verbood. Maar
het is redelijk om de conclusie te
trekken dat deze vernieuwende
inzichten hem hebben geïnspireerd,
want - en nu maken we een grote
sprong in de tijd - hij heeft in
1836, hij was toen 73 een rede
gehouden ter gelegenheid van de
ingebruikname van de nieuwe
openbare school in Rilland.
Uit het feit dat hij op die leeftijd
nog gevraagd is de ingebruik
name luister bij te zetten, mag
mijns inziens geconcludeerd
worden dat hij zich tot een
gezaghebbende persoon in het
onderwijs had ontwikkeld. Die
rede is bewaard gebleven in
het archief van de Gemeente
Borsele. Het stuk is geschre
ven in het verheven taalgebruik
van die tijd maar geeft duidelijk
zijn visie weer met betrekking tot
de ontwikkeling van kinderen, de
taak van schoolmeester in het onder
wijs, de omgang met de kinderen,
het gebruik van strafmiddelen en de
nieuwe school.
Hij richt zich tot de Weleerwaarde
Heer Burgemeester, Assessoren,
leden van de gemeente en andere
aanwezigen.
Nauwelijks is de mensch de kinder
jaren de leeftijd der vrolijke onschuld
ontwassen, of hij krijgt de behoefte
om zich tot de een of andere stand
te bekwamen. Tegelijk ondervindt
hij vele beperkingen, die tot die
stand behoren die hij gekozen heeft.
Sommige daarvan worden hem
aangeleerd, andere worden hem
verstrekt, maar er zijn ook behoeften
die eigendom der ziel zijn (in de aard
liggen van het kind). Het is de taak
van de schoolmeester om de verstan
dige vermogens van de kinderen te
ontwikkelen, maar hij moet ook de
zielsgaven (de aard) der kinderen
kennen en zich die kennis ten nutte
maken in het onderwijs, zodat hij
erin slaagt alle kinderen die gebruik
maken van het onderwijs te laten
leren. Gelukkig is de onderwijzer die
kunde en middelen heeft om onder
wijs te geven, maar driewerf geluk
kig is de onderwijzer die daarbij
gelijkmoedig en opgeruimd van ziel
Afb. 3. Plak van bruin hout met rechte steel. De plak is indertijd gebruikt door Cornelis Alegoed,
van 1789 tot 1 juli 1818 schoolonderwijzer te Nisse. (Collectie Koninklijk Zeeuwsch Genootschap
der Wetenschappen, fotograaf Joris Luyten.)
26