Afb. 4. Pechvogel. (Collectie HMDB.)
(aard) is, want dat kan hem - hoe onmisbaar
ook - niet aangeleerd of verstrekt worden.
Over de houding van de onderwijzer tegen
over de kinderen zegt hij: De onderwijzer is
als het ware kind tussen de kinderen, de vro
lijke onschuld der kinderen is hem geen last.
Vorderingen (leerprestaties) vragen moeten
geen stroefheid geen naargeestigheid of
angstige gesteldheid der ziel opleveren in
hen die nog op rozenpaden lopen en niet de
lasten der wereld dragen. De schoolmeester
moet opgeruimd en gelijkmoedig, vaderlijk
en zacht de kinderen orde leren, deugd en
dankbare beleefdheid, die ze zich als plichten
moeten aanwennen, in kinderlijke onschuld.
Ook bij diegene die meer opzettelijk afwijkt,
moeten wars van drift, in kalmte middelen
bedacht en voorgeschreven worden, zowel
verstandig als met de hand, om ze zachtjes
op het hobbelpad der struikelingen tot de
deugd te leiden. Gelijkmatig en opgeruimd
leert hij de school als het huis van vreugd en
vorming voor het toekomstig leven (kennen)
en niet als een naar en somber gevangenhuis.
Gelijkmatig en opgeruimd is de onderwijzer
ook onder zijn medeburgers, en met degenen
in de samenleving met wie hij ambtshalve
zo nauw verbonden is en de opvoeding
bespreekt, de geaardheid der kinderen,
beiden werkend aan het aanleren van
verstand en deugd. Maar om liefde voor de
onderwijzer in te boezemen mogen de kinde
ren in de onderwijzer niet de vriend van hun
ouders zien, waar ze niet tegenop zien
Hij zegt in deze rede ook de Weleerwaarde
leraar Godsdienst dank dat ik en de
kinderen ons meermalen mochten verheugen
op uw bezoeken en bijdragen tot de gods
dienstige vorming der jeugd en gij u moge
verheugen over de toenemende vordering (het
zich eigen maken door de kinderen) van het
godsdienstig onderwijs.4)
De tijd van Kinderen zijn hinderen, of Wie
men liefheeft, kastijdt men is duidelijk
voorbij. Een spaarzaam gebruik van straf
middelen, alleen als het niet anders kan.
Maar hij vindt wel dat er afstand moet
zijn tussen de meester en de kinderen. Hoe
blij was hij ook met het nieuwe gebouw,
een alleszins doelmatig en geheel nieuw
schoolgebouw, geen bedompt lokaal maar een
ruim en luchtig vertrek en een aangenaam
uitzicht. Dat kan niet anders dan gunstig
uitpakken op de vorderingen...
Cornelis Alegoed zou waarschijnlijk nooit
bevroed hebben dat aspecten van het
onderwijs van vroeger tweehonderd jaar
later in musea, en ook in Historisch Musem
De Bevelanden, aan basisschoolkinderen
worden aangereikt als erfgoed, dat van
belang is om kennis van te nemen. Het
wordt - ook van overheidswege - als heel
belangrijk gezien voor de ontwikkeling van
kinderen. En zeker ook omdat veel kinderen
niet van huis uit de interesse voor erfgoed
meekrijgen. Maar kennisoverdracht is niet
voldoende, kinderen moeten het onderwijs
van toen beleven wil het doordringen. En
juist dat is de kracht van de musea. Ze
kunnen met hun tastbare collectie beter
inspelen op de wereld van vroeger dan het
reguliere onderwijs. De lesprogramma's
vallen onder cultuureducatie. Kinderen
worden met opdrachten en verhalen geprik
keld tot reflecteren, onderzoeken, creëren,
zelfstandig werken en samenwerken.
Noten:
1. Ach Lieve tijd, Twintig eeuwen Zeeuwen en hun nijver
heid, Zwolle 1996, p. 139.
2. L.W. de Bree, Het platteland leert lezen en schrijven,
het lager onderwijs op het platteland in de eerste helft
der 19e eeuw, Amsterdam 1947.
3. Huib Uil. De scholen syn planthoven van de gemeente.
Het onderwijs in Zeeland en Staats-Vlaanderen,
1578-1801. Bergschenhoek 2015.
4. Gemeentearchief Borsele.
27