Dresselhuis was lid van verscheidene wetenschappelijke genootschappen. Na zijn overlijden werden dan ook uitgebreide verhandelingen over zijn verdiensten gepubliceerd. Zo schreef zijn collega-predi kant dr. H.Q. Janssen in het Archief van het Zeeuwsch Genootschap van Wetenschappen over hem - dien voortreffelijken landgenoot - bijvoorbeeld als volgt: Dr. Johannes ab Utrecht Dresselhuis. Zeeland mag trotsch zijn op den man, wiens naam hierboven staat uitgedrukt: een naam, die jaren lang in talrijke betrekkingen alom met eere werd uitgesproken; een naam, waarvoor op 't geschiedblad een onverdelgbare plaats verzekerd is. Koning Willem IIzette hem de kroon op 't hoofd, door hem den 6 december 1846 te benoemen tot ridder van den Nederlandschen leeuw, en voorwaar, nooit heeft een geleerde meer verdiend het eerekruis te dragen, en nooit is er iemand minder om benijd geworden.6) De situatie in Goes Op 21 januari 1841 was het eindelijk zover, na een moeizame periode werd de Christelijk Afgescheiden Gemeente te Goes door de overheid erkend. De afgescheidenen onder leiding van dominee Cornelis van der Meulen konden nu in vrijheid en zonder vrees voor vervolging optreden. Al snel werd ook de behoefte aan een eigen school gevoeld. De tijd was er echter nog niet rijp voor. Hoewel men er elders in het land gedu rende de jaren die volgden mondjesmaat in slaagde om een bijzondere school te stichten, bleef het in Goes vooralsnog bij interne plannenmakerij. Al vrij snel bleek dat dit niets opleverde. Toen in 1849 Adriaan de Bruijne, geruime tijd na het vertrek van dominee Van der Meulen naar Amerika, als predikant in Goes aan de slag ging, was er geleidelijk aan sprake van veranderende omstandigheden. Belangrijk was de in 1848 onder leiding van de liberale staatsman J.R. Thorbecke tot stand gekomen nieuwe Grondwet. Hierin was in artikel 194 de vrijheid van onderwijs vastgelegd. Duidelijk werd gesteld dat de overheid de verplichting had om overal vol doende openbaar onderwijs te geven, echter zonder bijzonder (zoals christelijk) onderwijs buiten te sluiten. Het bijzonder onderwijs moest aan een aantal voorwaarden voldoen en werd wel onderworpen aan toezicht door de overheid. In afwachting van de nadere uitwerking van de grondwettelijke onderwijsvrijheid zond minister Thorbecke in 1850 een circulaire aan de gemeentebesturen met het verzoek vrijgevig te zijn met het verlenen van ver gunningen voor het oprichten van bijzon dere scholen. Dit verzoek leidde landelijk gezien tot een gunstig resultaat, want in de periode van 1 januari 1850 tot 1 oktober 1852 werden 150 a 160 bijzondere scholen gesticht.7) Echter in de gevallen dat de plaatselijke overheid liever geen christelijke school toe stond - en dat was geen uitzondering - kon ze door aanscherping van de voorwaarden en de regels voor het toezicht de stichting vaak traineren en bemoeilijken. Als de initiatiefnemers voor de stichting te weinig volhardend waren kon deze houding er zelfs toe leiden dat de stichting voor langere tijd geblokkeerd werd. Zo was het ook in Goes gesteld. Het gemeentebestuur, gesteund door de hervormde predikanten en een aantal welgestelde ingezetenen, stond zonder meer afwijzend tegenover de eventuele stichting van een christelijke school in de stad. Behoedzame voorbereiding Dominee De Bruijne was een bevlogen en gedreven man, die vanaf zijn aantreden in Goes zeer gewaardeerd werd. De Goese his toricus A.M. Wessels schreef in een beschou wing over het kerkelijk leven in Goes in de negentiende eeuw over hem: En 't mag met eere gezegd, een zeer ijverig prediker. Zondags preekte hij 3 maal en in de week ook nog een avondbeurt. Hij was wijs en verstandig.8) Dominee De Bruijne was ook een idealist. Naast het werk in zijn kerkelijke gemeente was hij vastbesloten om zo snel mogelijk een christelijke school te stichten. Hij had daar een duidelijk en in feite ook een nogal spectaculair plan voor. Hij stond namelijk volledig in de opvatting van zijn leermeester dominee Brummelkamp op het punt van ruimhartigheid tegenover de niet-afge- scheidenen. De school die hij voor ogen had 5

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2019 | | pagina 7