moest openstaan niet alleen voor kinderen van ouders die bij zijn kerkelijke gemeente hoorden, maar ook voor kinderen van (arme) hervormden. Zijn kennis van de verhoudin gen in de Goese gemeenschap was echter meer dan voldoende om te weten dat het geen gemakkelijke opgave zou worden.9) Alvorens zijn ideeën openbaar te maken vroeg hij dominee Brummelkamp om raad. Deze - te weinig met de problematiek van het onderwijs bekend - verwees hem naar een goede vriend en geestverwant, de heer J.A. Wormser te Amsterdam. Wormser was een man met veel kennis van zaken en ervaring op het gebied van het stichten van christelijke scholen.10) De openhartige brief die dominee De Bruijne op 22 oktober 1850 aan J.A. Wormser schreef is gelukkig bewaard gebleven.11) We kunnen er veel achtergrondinformatie uit putten. Zo lezen we: Wij afgescheidene gemeente te Goes wenschen eene bijzondere school op te rigten voor onze kinderen en ook voor alle kinderen waarvoor een christelijk onderwijs wordt begeert. Deze school wenschen wij niet zoo zeer als eene afgescheidene school te doen voorkomen, maar toch door eene commissie, meerendeels uit afgescheidenen te laten besturen. Dominee De Bruijne mocht dan wel vast van plan zijn om een christelijke school te stichten, hij wist als geen ander dat er nogal wat leeuwen en beren op de weg zouden zijn. De volgende alinea uit zijn brief spreekt wat dat betreft boekdelen: Daar wij nu in Goes met alle mogelijke tegenstand of sluwe misleiding te maaken hebben, zijn wij bevreesd deze zaak te beginnen, omdat door verkeerd vragen reeds veel, ja alles kan bedorven worden, waarom goede raad ons hoogst dierbaar is. Het meest opzienbarend - zonder dat hij de naam van de schoolopziener noemde - is wellicht de zin: Ook zouden wij ons gaarne zoo veel mogelijk houden buiten aanraking van de schoolopziener enz. en zijn gezegd indien wij een kommissie hebben die door de Staten kan goedgekeurd worden, wij meer op ons zelve staan. Buiten aanraking van de schoolopziener; veelzeggend, maar wishful thinking, want hij wist uiteraard drommels goed dat het toezicht op het lager onderwijs, zowel het openbare als het bijzondere, wettelijk gere geld was en berustte bij de schoolopziener. Aan het slot van zijn brief vroeg hij om toezending van een reglement voor een bijzondere school. Afb. 4. Ds. A. Brummelkamp. Portret in olieverf door onbekende schilder. (Eigendom ir. S.R. Brummelkamp.)

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2019 | | pagina 8