Een verzoek tot stichting ingediend Het antwoord van J.A. Wormser op de brief van dominee De Bruijne is niet bewaard gebleven. Wel kunnen we aannemen dat het gedegen informatie heeft bevat. Gedateerd 3 december 1850 werd een verzoek tot stichting van een bijzondere school der Eerste klasse ingediend. Het was onder tekend door dominee De Bruijne en de andere vijf leden van het comité en gericht Aan de Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wethouders en Raden der Stad Goes.12) Het verzoekschrift werd direct ten fine van rapport, consideratie en advijs doorgestuurd aan de plaatselijke schoolcommissie, die niet aarzelde om het voor te leggen aan de schoolopziener Dresselhuis. Voor de schoolopziener, die als geen ander op de hoogte was van de wet- en regelgeving, was het glashelder. Wat De Bruijne c.s. wilden - een school onder bestuur van de aanvragers en dan ook nog niet uitsluitend voor kinderen van de afgescheidenen - was, naast alle andere aspecten, tegen de wet telijke regels. Het moest gewoon worden afgewezen. Het toestaan van een dergelijk verzoek zou trouwens ook een groot gevaar voor de scholen in de stad kunnen inhouden. Al op 6 december had hij zijn argumenten in een overzicht vastgelegd.1® Voor de plaatse lijke schoolcommissie onder voorzitterschap van de arts N.J.F. Verschoor, zoals gewoon lijk varend op het kompas van de school opziener, was het volledig duidelijk dat een negatief advies op zijn plaats was.14) Toch had het verzoek tot stichting van een christelijke school al direct voor onrust in de stad gezorgd. Op 13 december richtten de Goese hervormde predikanten Van Oosterzee, Moll en Soetbrood Piccardt, ondersteund door een aantal notabelen, zich met een adres tot het gemeentebestuur. Zij betitelden het verzoek als even onredelijk als gevaarlijk, en vleijen zich dat UEAchtb., hiervan mede overtuigd, aan de drijvers van bijzondere leerstellige meeningen, die over alle anders denkenden den staf breken en reeds zóó menige verwarring zochten daar te stellen, geene juichensstof geven moogt.15) Nuchter bekeken is het niet verwonder lijk dat de hervormde predikanten van zich lieten horen. Ze voelden zich vooral geschoffeerd door de stelling van De Bruijne c.s. dat het eene dringende behoefte is in onzen tijd dat onderwijs en opvoeding van een meer stellig christelijk beginsel uitgaan dan met de inrigting der gemengde openbare scholen bestaanbaar is. Alsof zij niet vol doende serieus met het godsdienstonderwijs op de openbare scholen in de stad bezig zouden zijn. In de vergadering van de gemeenteraad van 23 januari 1851 werd met eene meerderheid van vijf tegen drie stemmen besloten om het verzoek van A. de Bruijne en mede onder teekenaren, tot de oprigting eener bijzondere school der 1ste klasse binnen deze stad zooals het is liggende af te wijzen.16 In hoeverre het besluit van de gemeente raad voor het comité een teleurstelling was, is moeilijk na te gaan. In ieder geval was het meer een aanmoediging om de strijd aan te gaan dan om bij de pakken neer te zitten. Dominee De Bruijne bleef vastbesloten om zijn ideaal te verwezenlijken en wel in de Afb. 5. C.C. van den Bosch, de rechterhand van ds. Adr. de Bruijne. (Collectie gemeentearchief Goes.) 7

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2019 | | pagina 9