Canadezen kijken in 1944 Frank de Klerk 'Kom op jongens, kom maar mee, we gaan naar de overkant, naar de Canadezen', riep schipper Noordhoek vanuit de kajuit van de veerschuit. Het was oktober 1944 en de span nendste tijd van je leven die je als jongen kon meemaken. Wolphaartsdijk en Zuid-Beveland waren zojuist bevrijd van de Duitsers. Op Noord-Beveland beleefde men echter de laatste dagen van de Duitse bezetting. Vol verwachting keken de mensen dan ook over de Zandkreek, waar de bevrijders zich gereed maakten om ook hun eiland te bevrijden. Schipper Noordhoek avontuurde het om af en toe heen en weer te varen tussen bezet en bevrijd gebied. Nu zou er een loods uit Vlissingen van bezet gebied naar de Canadezen worden gebracht. De loods zou aan de bevrijders verslag gaan uitbrengen over de toestand op het eiland. Uiteraard moest dit allemaal in het geheim gebeuren. Noordhoek dacht dat er weinig gevaar te vrezen was, dus riep hij naar een groepje mannen op de veersteiger dat ze mee mochten, als ze durfden. De meeste mannen waren wel voor een verzetje te porren. De een na de ander verzon snel een reden om mee te gaan: eentje moest naar familie in Hoedekenskerke, een ander brandde van nieuwsgierigheid om de Canadese pant serwagens te zien, weer een ander moest dringend naar zijn verkering en de rest zou aan de Canadezen alles vertellen over Noord- Beveland en de Duitsers. Ruim dertig man stapte aan boord. De motor van de Mon Desir kwam op toeren en Noordhoek stond op het punt aan de korte vaartocht te beginnen. Enkele jonge gasten op de kade stonden met hun handen in hun zakken toe te kijken. Ze stootten elkaar aan, toen ze zagen dat hun goede bekende Krijn de Vos ook aan boord was. Eerst aarzelend, daarna luidkeels begonnen ze te roepen dat ze ook mee wilden. De Vos zag er geen gevaar in dat ze mee zouden gaan en nodigde de jongens aan boord uit. In een vloek en een zucht stonden Kees Overbeeke, Lieven Snoodijk, Guiljamtje de Jonge en Jan Kramer aan dek. Daarop maakte de veerschuit zich los van de kade. Binnen vijf minuten was de overtocht voltooid en lag de schuit aan de Wolphaartsdijkse steiger. Bevrijd Beveland! Daar waren ze nu. Een gedwongen overnachting De jonge jongens keken hun ogen uit: daar waren ze dan, de bevrijders. Dat waren de mannen waar ze vier jaar op hadden gewacht. Mannen in bruine uniformen, mannen in leren vesten, mannen uit het Wilde Westen. Van ontroering stond het kippenvel bij de jongens op de armen en in de nek. Ze waren evenals de andere passagiers eventjes van boord gegaan om goed om zich heen te kijken. Nu wilde het jongensclubje onder leiding van Krijn de Vos weer terug aan boord gaan om zich weer over te laten zetten. Wat zouden ze thuis opkijken als ze van hun avontuur hoorden. Na enkele stappen in de richting van de boot stoof er opeens een Canadese militair met een automatisch pistool op hun af. Met een nors gezicht maakte hij hen duidelijk dat ze niet aan boord mochten. Het kwam er op neer dat het voor de Canadezen veel te riskant was als er nu weer mensen naar het bezette Noord-Beveland zouden terugkeren die van alles over hun sterkte zouden kunnen doorbrieven aan de Duitsers. Hier blijven? In Wolphaartsdijk? De jongens keken elkaar beteuterd aan. 'Ja maar, gisteren voer Noordhoek ook heen en weer met mensen', stamelden de jongens. 'Gisteren is vandaag niet', was het laatste wat de Canadees zei, en hij stuurde het groepje bij het schip weg. De jongens en de overige pas sagiers zaten zo dus als muizen in de val. Het bericht lag als een baksteen op de maag van Krijn de Vos. Hij was per slot van rekening verantwoordelijk voor de vier aankomende jongens. Wat zouden al de ouders zich wel niet in het hoofd halen als hun kinderen van huis wegbleven in deze spannende, gevaar lijke tijd? Ze waren zonder wat te zeggen weggegaan. 18

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2019 | | pagina 20