Afb. 1. Gezicht op Kortgene, door Han Krug. (Uit: Herman Leysen, Voor Zeeland, MB., 1945.) Eten hadden ze niet bij zich en het was nog maar de vraag of ze vandaag nog uit Wolphaartsdijk weg zouden kunnen komen. Het lood in de schoenen verdween langzaam toen de jongens nader kennis maakten met de Canadezen. Ze zagen ze uien bakken boven een vuurtje, ze zagen de tanks en de pantserauto's, ze zagen de Canadese militaire uitrusting en ze stonden verbaasd van al het materieel dat de bevrijders meebrachten. De soldaten vonden al die belangstellende jongens wel grappig en deelden met gulle hand sigaretten uit. Vergeleken met de tabak van eigen teelt die de jongens rookten, was dit pas echte tabak, zeiden ze tegen elkaar. De meegekomen loods uit Vlissingen ver telde de Canadezen precies hoe het met de Duitsers op Noord-Beveland gesteld was. De Canadezen moesten toch maar snel werk maken van de bevrijding van Noord- Beveland. De jongens keken ondertussen naar de vlaggen in Wolphaartsdijk, waar het feest was en kinderen 'Oranje Boven' zongen. Het beklemmende gevoel in een bezet land te leven gleed langzaam hun schouders. Ze keken elkaar aan en zeiden uitgelaten: We zijn de eersten van Noord-Beveland die bevrijd zijn. Maar we kunnen niet terug', merkte er eentje toch wat bedremmeld op. 'Wat zullen ze thuis wel niet zeggen', zei Lieven. 'Ik dienk da'k op m'n mieter za kriege. En ik heb glad gin jas bie m'n', zei Guiljamtje. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2019 | | pagina 21