Beestenmarkt en daarna weer in de bijkeu
ken van een villa aan de Kloetingseweg. Nog
weer later gingen we naar Slot Oostende
en in de meubelzaak van Boone op de
Beestenmarkt. Daar hadden ze kartonnen
tussenmuren gemaakt. Als je met je pen een
gaatje in het karton maakte, kon je naar de
andere kant kijken en hoorde je gewoon de
meester of de juffrouw lesgeven.'
Niet te vreten
'Ik moet er veel aan denken, aan de oorlog,
maar ik heb er geen verdriet of wat dan
over, want ik heb toch, ondanks de oorlog,
geen slechte jeugd gehad. Als kind heb je
een geweldige aanpassingsvermogen. Ook
als het om het eten gaat. De oorlog bracht
niet meteen armoe, want de boeren produ
ceerden gewoon. Mijn moeder had van alles
ingeslagen zoals zeep en wasmiddel en der
gelijke om toch wat in voorraad te hebben
als er armoe kwam. Veel kwam al vrij snel
op de bon, maar in de eerste jaren was er
nog genoeg te eten.
Op den duur werden de porties eten al
maar kleiner, de kwaliteit slechter en was
er overal surrogaat. Op het laatst ook niet
meer weg krijgen. Gek genoeg waren d'r ook
nog dingen die ik graag lustte, bijvoorbeeld
weipastei. Dat is een afvalproduct van de
kaasfabricage. En daar deden ze dan veel
zout in en dat kreeg je dan als smeersel voor
op je brood. Dan had je er toch wat op, want
dat van bonenmeel gebakken oorlogsbrood
was niet te vreten. En ja, je kreeg ook wel
een stukje vlees, maar het was niet veel
groter dan een dobbelsteen. D'r was wel
eens vis en dat was niet op de bon. Bij het
visafslagje bij de haven werd dat verkocht.
Als je aan de beurt was, vroegen ze altijd:
"Met hoeveel zijn jullie?" Liegen kon je niet
want die Goesenaars kenden elkaar en als je
dan zei: "wij hebben vijf kinderen" en je had
er maar drie dan werd je daar natuurlijk
gelijk op aangesproken. En dan kreeg je een
paar haringen of makrelen, zo ging dat.
Na een noodslachting, als een beest door een
kogel of scherf getroffen was, gebeurde er
net zo iets. Dan kwam de omroeper, die ging
op een kruispunt staan en riep dat er een
noodslachting was aan de Zaagmolenstraat
in het noodslachthuis. Je moest een emmer
tjes of een pannetje mee te nemen om het in
te doen. En dan werd er gewoon een grote
homp afgesneden en verteld hoeveel dat
kostte. Afrekenen en wegwezen. Ja, dat was
soms vlees van ouwe beesten en dat wist
m'n moeder niet gaar te krijgen natuurlijk,
maar je had toch vlees.'
Stelen bij de moffen
'Wij haalden allerlei streken uit. Je had
veel te veel vrij en je ouders hadden veel te
weinig tijd om zich met je te bemoeien en ja,
doordat iedereen vrij was ging je van alles
verzinnen.
Wij gingen stelen bij de moffen. Ouders
waren bang dat je gepakt zou worden en ze
verboden 't wel. Maar als je dan een zakje
kolen wist te versieren waar de kachel dan
even op kon branden, waren ze toch wel
blij. Onze ouders moeten vreselijke zorgen
gekend hebben. Wij gingen met ons schep
netje naar De Poel toe om visjes te vangen.
En dan braken daar luchtgevechten uit
tussen Duitse en Engelse jagers die de trein
kwamen beschieten. Dan hoorde je de kogels
fluiten. Wij speelden gewoon door.'
Lachend: 'Wij speelden een keer op de
volkstuintjes, bij de spoorlijn en zo duikt
er een Engels jagertje op en die begint te
schieten. De Duitsers beschoten hem vanuit
de bunker in De Poel en vanuit de kerktoren
van 's-Heer Hendrikskinderen, want daarin
zat ook een mitrailleurnest. En om aan die
kogels te ontkomen, vloog die piloot heel
laag over de grond en die kwam zo laag
langs ons gevlogen, dat wij hem zagen zitten
en toen zwaaiden wij naar de piloot en hij
zwaaide terug.'
Als Snoek het over de bevrijding heeft,
wordt hij emotioneel: 'Op bevrijdingsdag
liepen we van hot naar her om overal te
gaan kijken. Iedereen was in jubelstem
ming. We kregen repen chocolade van de
Canadezen. Daarvan waren we de smaak
vergeten. Ja, dat was leuk. Ik kreeg twee
sigaretten van een Canadees en die zei
tegen me: for your mother. Op een gegeven
moment gingen m'n vriend Wim en ik naar
de Westsingel. Daar stonden twee Duitsers
32