thheuïe
Maar die schijnt het niet gedaan te hebben.
En plotseling had je ze weer: Een stuk of
wat Typhoons en ze kwamen zo laag en zo
snel aanzetten dat er geen vluchten
mogelijk was.
We waren niet met veel mensen, maar
ieder vloog weg. Ik dacht op dat ogenblik
aan het feit dat er nooit twee bommen op
't zelfde plekje vallen, en ging in het puin
liggen en een vrouw kroop naast mij, juist
voor een gat waar ze zojuist een jongen
bloedend hadden uitgetrokken. Ja, wat er
toen gebeurde, ik denk er nog altijd met
huivering aan. De vliegtuigen snorden pal
over ons heen.
De mitrailleurs stonden open. Een paar
bommen vielen, 500 kilo bommen. Bij de
school viel er een en aan onze andere kant
vloog een munitiehuisje in de lucht en aller
lei dingen vielen op ons neer: aarde, aardap
pelen, stukken steen. Ieder ogenblik dacht je
dat het een kogel was. 't Was vreselijk, stof,
rook en puin.
Tweemaal vloog de formatie over. Ik dacht
niet, dat ik meer thuis zou komen en dan
gaan er een paar gedachten door je heen,
gedachten aan thuis, aan de peuters, aan
God. En bij ieder gekraak probeerde je jezelf
zo klein mogelijk te maken. Toen ze twee
maal over ons heen waren gegaan, scheen
het voorbij te zijn en ik zei tegen de vrouw
dat we weg moesten zien te komen.
't Was een mist van stof en rook om ons
heen. Waar ze gebleven is, weet ik niet.
Maar ik vloog naar de Achterweg en toen
hoorde ik ze weer aankomen. Ik viel en
kroop op m'n knieën naar een kolenberg
plaats en lag daar tegen een gewonde.
Toen barste het nog eens los, gelukkig voor
de laatste maal. En daarna ben ik naar
huis gerend, onherkenbaar vanwege vuil,
stof, met een bloedende knie. Thuis was
alles gelukkig nog goed. 't Huis had staan
dreunen en schudden. Bijna alle ramen
kapot. Vitrages gescheurd. Overal glas. Op
de kamer van Den Boer de wastafel naar
beneden gevallen (Pieter en Jannetje den
Boer uit Sirjansland, die de oorlog in de pas
torie in Rilland hebben meegemaakt). Maar
niemand gewond. Ons keldertje zat stam
pend vol. Daar ben ik gaan zitten uitbeven.
Ondertussen begon er een brand die, toen
het donker werd, begon toe te nemen en
verschillende huizen in de as heeft gelegd.
Ik wilde niet langer blijven. Er was geen
plek meer om te slapen. Er kwam wat water
in de kelder, want ook onze polder werd
dras gemaakt. En zo zijn wij in het donker
vertrokken, gepakt en geladen, naar de
familie Bruynzeel, dicht bij het station, die
een modern huisje bewonen. Ik had ook
een aanbod van het klooster, maar Piet
Bruynzeel, een arts, die bij zijn ouders was,
bood gastvrijheid aan. De week die volgde,
was tamelijk rustig.
Afb. 2. De bevrijding van Zuid-Beveland van dag tot dag.
T.! MAV>|I|
wmwfli
WtFKïfcH OT'ZOW
IV
'UnlAHn
Of
wnir*
own*
Tfrgi.^ >f BR
7fC UWtl vi aamof: Mi h
36