Afb. 3. Kraamverpleegster met Coby,
Bert en Joke Aalbers.
Alleen werd Bath zwaar beschoten en één
persoon werd gedood. In 't dorp hadden
we ondertussen verschillende doden. Een
jongen, die vlak bij mij was geweest tijdens
het bombardement, had dekking gezocht
achter een muurtje en was, toen het depot
in de lucht vloog, gedood. Onder het puin
haalden ze later een vader met twee
zoons van ±15 en 13 jaar en een man uit
Dreischor, geëvacueerd hier.
Dan was er een smid getroffen en in onze
consistorie gebracht en gestorven. Verder
twee heel oude mensen, die nu nog niet
terug gevonden zijn. We hadden een begra
fenis in een massagraf onder het geronk van
vliegtuigen met angst voor granaten.
Van zaterdag 14 october tot dinsdag
24 october zijn we bij de Bruynzeels
geweest. Telkens even wat halen thuis.
De boerderijen in de omtrek zaten vol met
vluchtelingen. Op 22 october hield ik een
aantal diensten in stallen en op een deel
en in een aardappelhut. De meeste mensen
waren weg uit 't dorp. In de kelder van de
kerk zaten al twee families, anders waren
wij er in getrokken. Maar nu hadden we ten
minste nog een soort familieleven, alhoewel
elke dag de granaten over ons heenvlogen en
sommige kwamen dichtbij. Op een kilometer
afstand stond een Duitse granaatwerper te
schieten en de Canadezen schoten daar weer
op. We maakten daar een vliegtuigaanval
mee op een boomgaard vlakbij, waar solda
ten lagen. De laatste nachten hebben we in
de kelder geslapen. Ik had Henny met de
kinderen naar Wolfaartsdijk willen brengen.
Collega Van Dijk had onderdak aange
boden. 't was Rode-Kruisdorp, dus 't leek
veilig. Mevrouw Kakebeeke was er ook
heen gegaan met de kinderen. Maar Henny
wilde bij mij blijven en ik wilde niet uit de
gemeente weg. Dinsdagmorgen stonden
we klaar, na een angstige nacht granaat
beschieting. We hadden de kinderwagen
volgeladen, Bertje erin, Joke bij Henny
achterop, de oude mevrouw Bruynzeel zou
bij haar zoon achterop gaan. We stonden
klaar op de weg en moesten voortmaken,
want ieder ogenblik kon de beschieting
opnieuw beginnen. En toen kon mevrouw
Bruynzeel niet achterop blijven zitten en
zijn we allemaal weer in huis gegaan. Zo
brachten we de dag door. 's Avonds legden
we de kinderen in de kelder, en gingen we in
de keuken zitten. Gelukkig. Want om 8 uur
een slag, gekraak. Een voltreffer in 't dak.
Kleine scherfjes waren ook in de huiskamer
gekomen. Wij schoten in de kelder, een
klein, modern keldertje onder de trap, maar
gedeeltelijk onder de grond. En daar hebben
we een nacht doorgemaakt die we ook niet
zullen vergeten.
Om 't huis heen vielen de granaten. Dat
duurde een paar uur. Toen hebben we nog
wat geslapen. Om 6 uur werd ik wakker en
zei tegen Henny: "we gaan naar het kloos
ter". De den Boers waren telkens bij ons. 't
Klooster zat stampvol, bijna 300 mensen.
Dat klooster heeft dikke muren. Bovendien
is 't Rode-Kruis hospitaal. Dus wellicht wat
veiliger. Zo togen we om half zeven naar het
klooster. De Duitse dokter was net verdwe
nen en op zijn kamer kregen we onderdak.
Na een poos gingen Den Boers en ik naar de
familie Bruynzeel om nog wat kleren en eten
te halen. Maar we konden bijna niet meer
terug. De granaten vlogen over ons heen,
de Duitsers stonden voor 't klooster met
geweren, mitrailleurs en pantservuisten en
wilden ons terugsturen, want de Canadezen
zaten al vlakbij en beschoten de weg. Wij
liepen echter door en kwamen heelhuids
binnen. Toen hebben we daar nog een hevige
beschieting op de weg gehad. We gingen
uit de kamer de gang in, wat ons geluk
was, want een stevig stuk scherf kwam in
de kamer terecht. Om half twaalf stond
er nog een soldaat met een pantservuist
37