Zwijgen en doorgaan
Frits de Kaart
Ze is bijna tien jaar als de Tweede
Wereldoorlog uitbreekt. Corrie van Boven
(89) uit Kapelle. Ze is enig kind van Foort
van Boven (1895-1987) en Cornelia Rijn
(1902-1990). Haar vader was notarisklerk bij
Notariskantoor Kram in Kapelle. Ze woonden
aan de Biezelingsestraat 54, waar Cornelia
Johanna, zoals haar volledige naam is, haar
jeugd heeft doorgebracht.
Corrie was een serieus meisje dat al vroeg
wist wat er speelde in de wereld. Als enig
kind hoorde ze thuis veel over de zorgen van
de volwassenen. Haar vader had een redelijk
inkomen, een goede woning en Corrie had een
eigen slaapkamer. Dat was in de crisisjaren
dertig van de vorige eeuw niet vanzelfspre
kend.
'Ik had een ouder buurmeisje dat de buiten
boel stond te doen. Ze zei: "Weet je wat er nu
gebeurd is? De Duitsers zijn Polen binnen
gevallen." Dat maakte wel veel indruk.' Op
28 augustus 1939 werd de mobilisatie in
Nederland afgekondigd. De Nederlandse
dienstplichtigen die vanaf 1924 het leger
hadden verlaten, moesten zich weer melden.
Soldaten werden getraind ter voorbereiding
op een mogelijke oorlog. Corrie herinnert
zich nog goed het begin van de oorlog. Het
was vrijdagochtend 10 mei. 'Om ongeveer zes
uur werden we wakker van het geronk van
vliegtuigen. Buiten stonden we toen naar de
vliegtuigen te kijken. We zijn naar binnen
gegaan om naar de radio te luisteren.
Ik kan me nog de radiotoespraak van
koningin Wilhelmina herinneren. We moesten
onze plicht doen en ik hoorde iets over een
oorlogsverklaring.'
Het gezin Van Boven merkte al meteen de
gevolgen van de oorlog. Vanwege hun ruime
huis kregen ze direct na de komst van de
Duitse militairen inkwartiering. Er werden
gewoon kamers gevorderd om soldaten te
huisvesten. Sommigen waren hele felle nazi's,
maar soms waren ze ook best redelijk. 'In
het begin hadden we zo'n felle militair die
zei dat de koningin nooit naar Engeland had
moeten gaan. Vader was het daar niet mee
eens, maar durfde de discussie niet aan te
gaan. Hij besloot dan ook om het maar nooit
over politiek te hebben.' Na enkele maanden
verdwenen de eerste militairen en kwamen
weer anderen.
'We hebben zelfs een keer een Duitse priester
in huis gehad. Die was fel tegen de oorlog,
maar ook hij moest gewoon in militaire
dienst. We hebben nooit met hem over de
oorlog gesproken, maar wisten wel van elkaar
hoe we er over dachten.'
Na twee jaar inkwartiering kwam een Duitse
officier ons huis bekijken. We hadden een
achterkamer met openslaande tuindeuren.
Die werd gevorderd. De meubelen moesten
er uit. Er werden stapelbedden voor zes
militairen geplaatst.
Afb. 1. Corrie van Boven.
(Foto Marcelle Davidse.)
6