een verhuiswagen komen om naar Goes te rijden. Op het bureau van de repatriëring kregen ze hun ontslagbrief en even later stond men in de overvolle verhuiswagen. Na een laatste controle bij Rilland ging het verder naar Goes, waar de wagen bij het station stopte. Even later waren ze thuis. Naschrift Het dagboek eindigt vrij abrupt met de aankomst bij het station in Goes. Hoe ging het verder met Kees van de Vrie? Dat vroegen we aan de zoon van Kees, de heer Adri van de Vrie. Hij wist er het volgende over te vertellen. Kees is op die zondagmorgen, eerste Pinksterdag, van het station Goes de Poel ingelopen met zijn bagage. Vol spanning keek hij uit of hij de toren van Nisse nog zag, als die er nog stond viel het misschien nog mee, hij had geen enkel idee of daar zwaar gevochten was. Die stond er nog, dat was een hele opluchting vertelde hij. Toen hij verder de Poel in liep zag hij in de verte een paar fietsers aankomen. Toen ze dichter bij kwamen zag hij dat het zijn vader en zijn broer Quinten waren, op weg naar de kerk. Wat zal dat een weerzien geweest zijn! Het bleek dat ze wel wisten dat hij nog leefde. Iemand, wie het was is niet bekend, had hen verteld dat Kees nog leefde en onderweg was naar Zeeland. Tijdens zijn onderduikperiode in de Noordoostpolder lukte het Kees om nog enig contact met thuis te hebben, maar vanaf het moment van de wegvoering naar Duitsland was er geen enkel contact meer geweest. Zijn vader ging met hem mee naar huis, waar zijn moeder nog was. Quinten ver volgde zijn weg naar de kerk om te zeggen dat Kees uit Duitsland teruggekeerd was. Iedereen thuis was verder gezond en er was geen schade. Hoewel alle belevenissen veel indruk op hem hebben gemaakt heeft Kees er geen trauma's aan overgehouden. Hij oorlogsdagboek heeft hij aan de hand van de aantekeningen die hij gemaakt had uitgewerkt. Ook heeft hij later veel verteld aan zijn vrouw en zoon. Hij kon met smaak vertellen en de familie luisterde graag naar zijn verhalen. In het dagboek is enkele keren sprake van de 'Zeeuwse vrienden' van Kees. Die worden niet met name genoemd, met uitzondering van Johannes (Jewannes) Versluis, uit Kamperland. Hoe het hem verging is hier boven beschreven. De andere twee vrienden kwamen ook van Noord-Beveland: Marinus (Merien) Verhulst uit Kortgene en Piet de Fouw. Ook na de oorlog hebben ze contact gehouden. Van de Vrie wilde na verloop van tijd graag nog eens terug naar Duitsland, om te kijken of hij de loopgraven nog kon vinden die hij gegraven had en of hij de mensen nog kon vinden die hem aan eten hadden geholpen tijdens zijn verblijf in het werkkamp. Dat kwam ervan in 1971, toen toog hij met vrouw en zoon naar Haren aan de Ems en wist snel te plaats te vinden waar de loopgraven lagen. Ze waren nog te zien, wel deels overwoekerd door struiken. In 1975 werd een poging gedaan om de familie terug te vinden van de boerenleider uit Bad Zwischenahn, de in het artikel genoemde Bauern-führer. Kees van de Vrie wist het adres te achterhalen van hotel Haus am Meer, waar hij regelmatig op zijn strooptocht iets te eten had gekregen. Daar hebben ze die week overnacht. Op de eerste dag van het verblijf in Bad Zwischenahn zijn ze gaan rondrijden en na een halve dag wist Kees: dit moet de boerderij zijn, aan de Nordhornweg in Rostrup. Het erf opgelopen en direct begon er een hond gevaarlijk te blaffen, net als 30 jaar daarvoor! Na enige tijd werd een deur opengedaan en daar stond de boerin, Hanna Fittje. Ze herkende Kees meteen en ze werden hartelijk begroet. Ze wist alles uit de oorlog nog precies en vond het een wonder dat hij na al die jaren was teruggekomen. Hanna vroeg of ze de volgende dag nog eens terug wilden komen, dan was haar dochter, Helma, ook thuis. Zo gezegd zo gedaan. Er is toen verteld hoe het verder met deze familie is verlopen na de oorlog. De boer, die boeren leider was, had in de oorlog een hoge functie. Hij was geüniformeerd en genoot groot gezag bij alle boeren in de wijde omgeving. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2019 | | pagina 11