mm. de toren van het stadhuis van Goes om van daar uitzicht te hebben over het omliggende land. Toen kon het vorstelijk gezelschap vertrek ken, uit de stad, over fraaie wegen langs Abbekinderen en Dijkwel, door Biezelinge, Schore en Kruiningen. In de herberg van Kruiningen wachtte hen een dejeuner en een begroeting door de schout en secretaris, de heer Liens. Via Krabbendijke vervolgden zij daarna hun weg naar de Bathse Kaai. Toen de Ingezetenen van de nieuwe Reigersbergschen Polder, in het zekere bericht wierden, dat zyne Doorluchtige Hoogheid, benevens deszelfs Gemalinne en vorstelyke Kinderen, een tourtje van de stad Goes, naar bovengenoemde Reigersbergsche Polder zoude komen doen, om by die gelegenheid, het nieuwe aangelegde Fort Bats te bezichti gen, wierden de Inwooners, uit liefde voor het Oranjehuis, als opgewekt, om ter eere van het Doorluchtig Huis, alle behoorlyke hoogach ting en hulde te bewyzen; immers zo veel in hun vermoogen was aan den dag te leggen.3 De ruiterij werd bijeen gebracht, met al de 48 paarden sierlijk uitgedost om de stadhou der op te wachten. De paarden leidden de koetsen de polder binnen als in een triomf tocht, langs wegen versierd met erebogen en andere decoraties. Ze reden tot het Fort Bath, dat Willem V en zijn gezelschap met veel oplettenheid beschouwden in het bijzijn van de ingenieur Van Kesteren. De bouw was op dat moment in volle gang. De stadhouder bezichtigde het ver gevorderde grondwerk, de aanleg van de poort en de situatie van de ligging van het fort. Het eerdere dorp Bath was in de zestiende eeuw door verschillende vloeden verzwolgen. In 1773 werd het gebied in de Reigersbergsche Polder daarom ingedijkt. Een fort werd aangelegd als zetel voor de tolheffing op de scheepvaart over de Schelde.4) Maar in 1867, nog geen honderd jaar na de bouw, werd het fort weer opgeheven. Het gezelschap zette de reis voort naar de hof van de heer Van den Brande voor het middagmaal in een tent. Afb. 6. Goes, gezien vanuit het zuidwesten, met gortmolen de Grenadier, stadhuis en de Grote of Maria Magdalenakerk. J. Verwest, 1799 - 1801, aquarel. (ZA, KZGW, ZI-II-1406.) 27

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2019 | | pagina 29