voorlopige conclusies worden grotendeels
bevestigd.17' Ondanks dat de gemeente kan
worden gezien als een streekgemeente, voor
zowel Zuid- als voor Noord-Beveland, is
ze nooit uitgegroeid tot een levensvatbare
gemeenschap.
Natuurlijk hebben de onderlinge persoonlijke
verhoudingen een grote rol hierin gespeeld.
Al is het nooit zo uit de hand gelopen als
in Middelharnis, maar dat is een ander
verhaal.18' Ook de grootte van het gebied - de
mediene van Goes - heeft haar invloed gehad.
De afstand om elke zaterdag naar de syna
goge te komen bleek vaak te groot te zijn. Een
belangrijke vraag daarbij is of men, op basis
van het gezamenlijk inkomen van de leden,
wel in staat was om én een synagoge én een
school(tje) met het daarbij behorende perso
neel te onderhouden. Goes bezat geen joodse
filantroop; het bezat wel een Israëlitisch
armbestuur. Maar dat kon zich financieel niet
laten gelden.
Wat ook opvalt is de houding van het hoofd-
synagogebestuur van Middelburg. Dat
men krachtdadig en actief meehielp om de
Israëlitische gemeente Goes tot bloei te laten
komen is op z'n zachtst gezegd niet juist.
Middelburg komt slechts tweemaal ter sprake.
De eerste keer (no. 48) in 1879. Het bestuur
van Goes vraagt dan aan de kerkelijke
bestuuren te Middelburg, Vlissingen en
Bergen op Zoom, om geen contribueerende
leden van andere gemeentens op nieuwjaar en
Afb. 5. Stempel van de Nederlandsche
Israëlitische gemeente uit Goes.
groote verzoendag een plaats in hun kerk te
verhuuren. In het Notule Boek is geen reactie
terug te vinden van de drie gemeenten op dit
gedane verzoek.
De tweede keer dat Middelburg vermeld
wordt is tijdens de vergadering van 21 juni
1886. Het gaat hier dan om de vermelding
van de aanwezigheid van de voorzanger van
Middelburg, de heer H.M. van Beem.
Eenzelfde 'betrokkenheid' toont zich, zoals
eerder is gesignaleerd, ook ten aanzien van
de ringsynagoge te Zierikzee.19' Een en ander
is wel enigszins te begrijpen. Zeeland heeft,
verhoudingsgewijs, nooit een groot aantal
joodse inwoners gekend. Middelburg heeft
alleen in het begin van haar officiële joodse
geschiedenis een (opper-)rabbijn gehad en
heeft tot haar opheffing met ingang van 1937
meestentijds met een interim-opperrabbijn
moeten werken. Deze woonde in Rotterdam,
Den Haag of Nijmegen; niet echt in de buurt.
Daar komt bij dat de Zeeuwse verbindingen -
veelal over water - niet bevorderlijk waren om
tot een vorm van eenheid te komen. Daardoor
lijkt het erop dat elke gemeente op zichzelf
was teruggeworpen. Ieder voor zich en tja.
Toch hoeven we de conclusie niet in mineur
af te sluiten. Want er is nog genoeg materi
aal dat ontsloten kan worden. Zowel in het
Zeeuws Archief, als in Goes en elders in het
land. Wie weet wat voor wetenswaardigheden
daarin nog verborgen liggen.
38