Iedereen sloeg op de vlucht en velen verbor gen zich tussen het riet in de nog onontgon nen delen van de polder. Na enkele dagen was de onrust voorbij, sommigen waren opgepakt, anderen gevlucht naar het oude land en de rest ging weer gewoon aan het werk. Dat ging goed tot 17 november 1944, toen er weer een grote razzia begon. Deze keer was er geen ontkomen aan, de Duitsers hadden steeds meer werkvolk nodig nu de oorlog voor hen zo ongunstig verliep. Ook Kees van de Vrie werd opgepakt en met vele anderen werd hij afgevoerd naar kamp Vollenhove. Daar bleven ze enkele dagen en daarna gingen ze, drie aan drie, in een lange stoet te voet naar Meppel. Bij de razzia in november zijn ongeveer 1.800 man opgepakt. In Meppel bleven ze tot zaterdag 25 novem ber. Toen werden ze 's avonds naar het station gebracht en iets na middernacht met 40 man in een vuile, benauwde goederenwa gon geladen. Niemand wist waar ze naartoe zouden gaan. Aan de hand van de namen van stations bleek al snel dat ze richting Duitsland reden en in de loop van zondag morgen kwamen ze aan in Haren, ongeveer 16 kilometer over de Nederlandse grens. Daar werden ze ondergebracht in de bio scoop, 276 man in een zeer beperkte ruimte. Overdag moesten ze in de bossen werken, dennenbomen kappen voor hout dat bij de aanleg van loopgraven werd gebruikt. De omstandigheden waren slecht, nauwelijks bewegingsruimte in de bioscoop, de hygiëne liet te wensen over en er was altijd veel te weinig eten gezien het zware werk. Door het slechte eten verzwakten ze, velen werden ziek en kregen diarree. Zoals Van de Vrie het in zijn dagboek zegt: Honger is een scherp zwaard, dat hebben we leren kennen. Wanneer in normale tijden één- of tweemaal een maaltijd wordt overgeslagen, zeggen we, dat we een razende honger krijgen. Dat is geen honger; honger krijgen we pas, als we enkele weken achtereen veel te weinig en veel te slecht voedsel hebben gekregen, waardoor onze lichaamskrachten worden ondermijnd. Ook Kees werd na een tijdje ziek, maar herstelde vrij snel. Bad Zwischenahn In de loop van december kwam het bevel dat de hele groep naar een ander werk kamp moest. Weer gingen ze met de trein, deze keer wel een passagierstrein. De reis ging dieper Duitsland in, naar Bad Zwischenahn, niet ver van Oldenburg. In Bad Zwischenahn was tijdens de Tweede Wereldoorlog de grootste basis van de Luftwaffe in Noord-Duitsland. Er waren grote aantallen Heinkel en Messerschmidt bommenwerpers gestationeerd. Ook werd hier gewerkt aan het raketaangedreven vliegtuig Messerschmidt Me 163 en de V1. Bij het vliegveld werd de eenheid van Kees ondergebracht in een bunker, half inge graven, die zo beschilderd was dat het een boerderij leek. Het was een gebouw zonder ramen, zodat er dag en nacht licht moest branden. Voordeel was wel dat het in de koude winterdagen goed te verwarmen was. Ze verbleven daar met 27 man en sliepen op strozakken. De mannen werden te werk gesteld op het vliegveld en ingezet om de startbanen te verlengen. Geen al te lastig werk en met zonnig winterweer was het niet de beroerd ste tijd. Regelmatig was er luchtalarm en dan moest heel de vliegbasis ontruimd worden. Veel toezicht was er niet en van die momenten maakte Kees gebruik om naar boerderijen in de omgeving te gaan in hoop wat eten te kopen. Dat lukte niet altijd, maar vaak was het een mooie aanvulling op het karige rantsoen dat de arbeiders kregen. Afb. 3. Munitiebunker op het vervallen vlieg veld in Bad Zwischenahn. (Foto J. Ellerbrock, www.bunker-whv.de.) 3

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2019 | | pagina 5