Het hierboven beschreven kermisoproer
bracht dit duidelijk aan het licht. De politie
was niet op zijn taak berekend en de autorite
iten waren gedwongen de hulp van het leger
in te schakelen. Gelukkig waren ze niet met
de soldaten die, afkomstig uit Fort Bath, in
augustus 1833 in Goes arriveerden en daar tot
begin 1834 werden ingekwartierd. Reeds een
maand na hun komst pleitte de Goese officier
van justitie De Backer voor hun vertrek.
17
ongenoegen constateren dat de agenten zich
zelden of nooit in de hun van Stads wege
verkrege uniforme kleeding vertoonden. De
raad waarschuwde beide agenten dan ook
om, voortaan hunne bediening met ijver en
nauwgezetheid waartenemen en zich nimmer
in het openbaar te vertoonen dan in de
voor hen bepaalde en hunne functien aan-
toonende kleeding en wapenrusting.10
Of een dergelijke waarschuwing enig effect
sorteerde, is de vraag. Ook de vervanging
van Borée door Karel Mulder in 1832 zette
geen zoden aan de dijk.11' Het geringe aantal
politieagenten, de geringe eisen die aan
het ambt werden gesteld, het ontbreken
van dagelijkse leiding én van een duidelijke
taakomschrijving: al deze factoren stonden
een efficiënt functioneren van de politiemacht
in de weg.
In een brief aan de gouverneur schreef hij:
Hoezeer ik nu nog erkennen moet, dat den
haat jegens den Heer Mirandolle geenszints
Afb. 3. Grote Markt in Goes,
vanaf bordes Stadhuis, laatste
kwart negentiende eeuw.
Soldaten en politieagent.