19 Afb. 5. J.G. de Backer, rechter arrondisse mentsrechtbank van Goes 1817-1886. Kwam Loobeek er met een schorsing van zes maanden vanaf, Vereeke moest zijn biezen pakken. Erg onder de indruk van zijn ontslag was Vereeke overigens niet. Loobeek wel. De mededeling van zijn schorsing, zo schreef commissaris Bakker, had de agent diep ter neder gedrukt en in eene droevige stemming gebragt, vooral nadenkende over zijn talrijk gezin en de verzorging van hetzelve. Tot tijdelijk opvolger werd Casper Schuerveld benoemd.15' In plaats van Vereeke werd gerechtsdienaar Jan van der Weerdt benoemd. Aan keuze was geen gebrek. Maar liefst 35 mensen hadden gesolliciteerd naar de baan van politieagent. Het merendeel van de sollicitanten was arbeider, ambachtsman of winkelier. Velen gaven in hun sollicitatiebrief toe dat het hun in eerste instantie om de centen ging. Zo schreef J.E. de Joode, brievenbesteller van beroep, dat zijn huidige baan hem te weinig opleverde tot zijn onderhoud en dat van zijn gezin en dat hij daarom graag politieagent wilde worden. Van de 300,- die een politieagent in Goes rond 1845 verdiende, kon hij als postbode alleen maar dromen.16' Als het aan commissaris Bakker lag, moest ook agent Loobeek zo spoedig mogelijk worden ontslagen. In een brief aan het stadsbestuur schreef Bakker dat Loobeek welke sedert 1 october 1811 in dienst is gesteld, uit hoofde van verminderde ligchaamskrachten, van tijd tot tijd, minder geschikt word, om bij ongunstig weder, en des nachts als wanneer er policiedienst moet verzocht worden, behulp zaam te zijn. Loobeek zelf voelde ook wel voor ontslag, omdat hij, zo had hij de commissaris verteld, den dienst zoo als vroeger, niet meer konde waarnemen. Aangezien het echter voor een oud ambtenaar, die de stad nu reeds vijfendertig Jaren had gediend, zeer verdrietig en bedroevend was, om van zijnen post te worden ontzet, was het voor Loobeek belang rijk dat hij eervol werd ontslagen en dat hij op een pensioen kon rekenen. Eervol ontslag zou hem naar eigen zeggen minder aan de verachting der menschen blootstellen en een pensioen betekende dat hij als vader van een talrijk gezin den ouden dag ook geruster tegemoet kunnen zien. De gemeenteraad ging akkoord. Op grond van langdurige dienst, klimmende jaren en afnemende ligchaamskrachten besloot de raad tot eervol ontlag en toeken ning van een jaarlijks pensioen van 100,-.17' Ook bij deze vacature had het stadsbestuur geen reden om zich te beklagen over een gebrek aan belangstelling. In totaal sollici teerden 22 personen, die zich allen, zo lezen we in de officiële publicatie in persoon, ter vergadering van Burgemeester en Wethouders dezer Stad dienden te vervoegen, op Zaterdag den zevenden, of Zaterdag den 21 November 1846, telkens des middags te twaalf uren, na uiterlijk een dag te voren, zich met eigenhan dig geschreven, en in eene daartoe ter Stads griffie te plaatsen Bus, geworpen verzoek, te hebben kenbaar gemaakt. Vele sollicitanten, zo blijkt uit de overgele verde lijst, hadden een militaire achtergrond en waren lange tijd soldaat, grenadier of schutter geweest.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2020 | | pagina 21