Commissaris Bakker was er echter niet van
onder de indruk. Onder de sollicitanten, zo
schreef hij het stadsbestuur, zijn slechts wei
nigen, die zelfs wat hun personeel voorkomen
aangaat, eenige geschiktheid bezitten, om in
die post geplaatst te kunnen worden.Bakker
maakte duidelijk dat het politieambt niet
voor iedereen was weggelegd. Er komen, zo
schreef hij bij de Policie Zaken voor dat den
Agent op de plaats zelve, oogenblikkelijk
maatregelen moet nemen, en zulks is onuit-
voerlijk voor iemand die (als ik mij zoo eens
mag uitdrukken) van de straat worde opge
nomen, in eene betrekking die voor de maat
schappelijke orde zoo gewigtig is. In zijn ogen
kwam slechts één sollicitant in aanmerking
voor de functie, namelijk Joost Prins, 27 jaar
oud en ex-onderofficier. Bakker stelde wel
een proeftijd voor. Men zoude, zo schreef hij,
met den besten wil kunnen dwalen. En mocht
dan de aangestelde persoon, in alles volgens
plicht, en naar genoegen zijner superieuren,
deszelfs dienst getrouwelijk blijven waarne
men, dan is voor zulk eenen provisionele
geen bezwaar, aangezien hij als dan, nage
noeg stellig zeker is, dat hij in die betrekking
zal gecontinueerd worden.18
Het stadsbestuur kwam er snel achter dat het
met Prins niet de goede politieagent had aan
getrokken. Eind 1848 kwam aan het licht dat
Prins zich zwaar in de schulden had gestoken
en dat zijn schuldeisers hem op de hielen
zaten. Hij stond aan de rand van de financiële
afgrond - zijn schuld bedroeg bijna 400,- -
en smeekte het stadsbestuur hem te helpen.
Zoo niet, dan ben ik genoodzaakt om u, zo
schreef hij de gemeenteraad, mijn ontslag
uit deze betrekking als Agent van Policie te
moeten verzoeken. Er was echter meer aan
de hand. Zo bleek dat hij met zijn collega Jan
van de Weert niet kon opschieten. Volgens
Van de Weert surveilleerde Prins niet of nau
welijks. Prins was in zijn ogen voor den dienst
nog minder als Loobeek en berokkende hij uit
hoofde van zijne schulden de Policie groote
schande. Ook wethouder Van Kerkwijk had
geen goed woord over voor Prins. Volgens
Van Kerkwijk had de stad er zelfs beter uitge
zien in de tijd dat Van de Weert in zijn eentje
de dienst had waargenomen. Bakker sprong
echter voor Prins in de bres. Volgens de
commissaris was Prins een ijverig beambte
die nauwgezet zijn taak waarnam.19' En dat
kon niet altijd van zijn collega Van de Weert
worden gezegd.20' De problemen waarin Prins
verkeerde waren voor de raad onvoldoende
reden om hem te ontslaan en de agent zou
tot zijn dood in 1853 in dienst blijven.21'
Modernisering van de politie
De gemeentewet-1851 van Thorbecke had
grote gevolgen voor de gemeentelijke poli
tiedienst. Artikel 191 van deze wet schreef
namelijk voor dat iedere gemeente een poli-
tiereglement moest vaststellen, waarin onder
meer bepalingen over het aantal agenten,
hun jaarwedden, kleding en bewapening
waren opgenomen. Tevens moest er een
duidelijke instructie voor het politiepersoneel
komen.
Afb. 6. J.C.D. van den Bussche, tot 1886 com
missaris van politie in Goes, foto circa 1865.
20