1» jjp p JBIHü' li In 1854 stelde de gemeenteraad van Goes het volgende politiereglement vast: 'Artikel 1 Het Personeel der policie in de Gemeente Goes bestaat, behalve den Commissaris, uit zeven agenten, te weten: drie agenten van de eerste en vier agenten van de tweede klasse. Artikel 2 De vereischten om tot agent aang esteld te worden zijn: a. de leeftijd van 23 jaar, b. een gezond en sterk ligchaamsgestel, c. een erkend goed zedelijk gedrag, d. behoorlijke kennis in het lezen en schrijven. Artikel 3 De agenten der eerste klasse mogen, noch op eigen naam noch op naam hunner vrouwen of huisgenooten, eenig ander beroep of nering uitoefenen. De agenten der tweede klasse mogen niet uitoefenen het beroep van molenaar, bakker, brood- of meel- verkooper, vleeschverkooper, logement of slaapsteehouder, herbergier, tapper of slijter in sterke dranken. De agenten der eerste en tweede klasse mogen niet wonen in huizen, waarin de voornoemde beroepen worden uitgeoefend. Artikel 4 De agenten der eerste klasse genieten eene jaarwedde van 350,-, die der tweede klasse eene jaarwedde van 150,-. Artikel 5 De kleeding en wapening der agenten worden van wege de gemeente verstrekt, onderhouden en vernieuwd; bij ontslag of overlijden worden die aan de gemeente teruggegeven of vergoed. Artikel 6 Een geschikt lokaal zal vanwege de gemeente worden aangewezen en ingerigt tot wachtkamer van policie, die zoowel bij dag als bij nacht geopend en toegankelijk zal zijn.' Ofschoon de burgemeester als hoofd van de politie over de benoeming van de agenten ging, was het de raad die het laatste woord had over de vaststelling van het aantal agenten en de hoogte van hun jaarwedde. Het salaris van de agenten moest in de ogen van burgemeester Blaaubeen op een zodanig niveau liggen dat zij daarvan voldoende kunnen bestaan. Het feit dat een aantal beroepen onverenigbaar werd geacht met het ambt van politieagent, was om de agent niet afhankelijk te maken van persoonen, op welke zij welligt het meest zullen hebben te waken en om zelven niet ligtelijk tot misbruik van sterken drank verleid te worden. Hun salaris werd van 310,- op 350,- gebracht. Het rondbrengen van almanakken tegen of op nieuwjaarsdag waarmee de agenten vroeger een centje bijverdienden, werd nadrukkelijk verboden. Alle agenten moesten (kostbare) uniforme kleding dragen. Voor de agenten 1e klasse bestond deze uit een hoed, een muts, een rok, een jas, een broek, een stropdas en twee paar schoenen. De wapening bestond uit een hartsvanger, een ceintuur en een plaat waarop het het stadswapen stond gegraveerd. Belangrijk was, zo liet Blaaubeen weten, dat de Goese politie de beschikking kreeg over een eigen ruimte die permanent bemand was. Reeds meermalen is het gebeurd, zo schreef Blaaubeen, dat de dienst der Politie oogenblikkelijk gevorderd werd en de Agenten niet te vinden waren. Er behoort dus eene vaste en algemeen bekende plaats te zijn, waar men ten allen tijde de Politie aantreffen, hare hulp inroepen, zijne klagten indienen kan. Wenschelijk en doelmatig zou het zijn, wanneer die wachtkamer konde aangewezen worden op de groote Markt, het centrum van de bebouwde kom dezer Gemeente. Sr T i ^iflw!" '*i Afb. 8. Jan Wold, geb. in Delfzijl 1817, cipier in Goes, vertrekt uit Goes in 1869. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2020 | | pagina 23