Afb. 3. Pieter Lindenbergh. Alcohol maakt meer kapot dan je lief is, ook in een wereld zonder drugs. Niets was veilig voor hun handen. En als eigenaar moest je voorzich tig zijn met klagen, want de jongeren konden zich tegen je keren als ze vonden dat je geen 'scherts' kon verdragen of te zuur reageerde. Zo iemand werd genegeerd, of hinderlijk gevolgd met een paar man op korte afstand of ze ver oorzaakten ongelukjes zoals het onklaar maken van wagens of het open zetten van stallen. De tweede Jongersavond in mei, 't begin van de lente, stond in het teken van de grote schoonmaak. Dan versierde men de klapbank, of het viskot. Er kwam nieuw schelpenzand in en groene versieringen werden aangebracht. Groen vanwege de lente en de vruchtbaarheid. Het vervolg van de avond werd ongetwijfeld met de nodige spanning afgewacht, want dan gingen de Jongers door het dorp. Bij leuke meisjes versierden ze het huis met groene takken, saaie of 'trotse' meisjes kregen een stro-vent als 'dorre vrijer'. Schreeuwend en lallend gingen ze verder. Alle dingen die buiten stonden werden meegenomen, alle losse spullen verzameld bij de klapbank. En op zondagochtend stonden de jongens toe te kijken hoe de dorpelingen hun spullen weer ophaalden. Critici betitelden de Jonge Jongers als een groep waarvan de verstandelijke vermogens niet zeer ontwikkeld waren, die gedwongen werden jenever te drinken en als lijk werden thuisgebracht. Maar een grap uithalen 'op niveau' gebeurde ook. Pieter Lindenbergh uit Wemeldinge, een markante man die later wethouder van Wemeldinge is geworden en van wie een portret hangt in het auditorium van het museum, is zes jaar lid geweest van de Jonge Jongers in Wemeldinge. Hij heeft ook meegedaan aan de jongerenavonden. Hij vertelde dat ze eens een ladder tegen een muur van een huis zagen staan, met een kar ervoor. Ze haalden de kar uit elkaar, zetten hem op 't dak weer in elkaar en vulden hem met mest.2) Ha, ha. Het liep met een sisser af. De veldwachter kan immers ook niet overal zijn en de jongens zijn allemaal 'mondvast'. Voor de veldwachter viel het dus niet mee om de vergrijpen te bestraffen. Van één rechtzaak is bekend dat ondanks de vernielingen alleen het nachtelijke burengerucht kon worden bewezen en bestraft. Behalve op de drie officiële vergaderavonden zag men elkaar wekelijks bij de klapbank rond de lindenboom of bij het viskot. Meisjes waren er ook bij. Daar werd heel wat besproken en geroddeld. De jongens probeerden bij de meisjes in de gratie te komen. Als het meisje niet van de jongen gediend was, schopte ze de jongen tegen de schenen, ook een 'blauwe scheen' genoemd. Hij liep dan een blauwtje. Daar komt kennelijk de uitdrukking 'een blauwtje lopen' vandaan. Afb. 4. Jongens met een met groene takken versierde hoed. 28

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2020 | | pagina 30