De functie van vroedvrouw was beschermd
en ze stond onder ede. De in Goes destijds
bekende R.A. Soetbrood Piccardt vermeldt in
zijn boek Geschiedenis der stad Goes (oor
spronkelijk in 1864 verschenen) het volgende
gedeelte van de door de Goese vroedvrouwen
af te leggen eed:
Dit sweer iktrouwelijk en met alle zorgvul
digheid als vroedvrouw te bedienen, de armen
en de rijken met dezelve affectie, zagt ende
meedoogend bij te staan, geen vrouwsperso
nen die suspect ofte bekend mogten wezen
hare vrugt buiten echt gewonnen te hebben
dienst te doen, voor en aleer zij de vaders
van haar kind ofte kinderen genoemd zullen
hebben; dit zal ik niet laten, enz.
Dat laat natuurlijk niets aan duidelijkheid te
wensen over.
Waarom had Marinus Haey zo'n haast? Op
11 oktober vindt de bevalling plaats en al de
volgende dag dient Marinus een eis bij de
vierschaar in. Vandaag de dag zouden we
zeggen, er is sprake van een bij de rechtbank
aanhangig gemaakt kort geding.
Als het kind gedoopt zou worden zou de pre
dikant ook zijn naam noemen als de vader van
het kind. De zaak zou dan algemeen bekend
worden. Vandaar die grote haast.
Een rechtzaak beginnen is niet zo moeilijk,
maar vervolgens tot een goed einde brengen
is weer een ander verhaal. Dat is in onze tijd
zo en dat was toen ook al het geval. We zullen
zien dat de vierschaar van Nisse zich voor de
rest van het jaar 1675 intensief met de zaak
heeft bezig gehouden en ook de kerk gaat zich
met de kwestie bemoeien.
In het kleine dorp Nisse kent iedereen elkaar
en er zullen veel inwoners met familiebanden
aan elkaar verbonden zijn geweest. In zo'n
kleine gemeenschap doen de geruchten snel
de ronde.
Is er bijvoorbeeld een familierelatie tussen
baljuw Jan de Vriese en Neeltje de Vriese, de
vrouw van Marinus Haey?
We vermoeden dat de vertegenwoordiger
van Marinus Haey, de hiervoor genoemde
Lopsse, Cornelis Lopsse is. Deze Cornelis
Lopsse is later, in de periode 1695-1705, nog
baljuw en secretaris van Nisse geweest.
Hij was ook procureur en notaris te Goes en
is een broer van predikant Jacobus Lopsse.
Jacobus Lopsse is van 1655 tot zijn dood op 12
december 1672 predikant van Nisse geweest.
Marinus Haey heeft zich dus van meet af aan
voorzien van juridische bijstand. En dat doet
Berbel Pieterse van den Berg ook. Zij laat zich
bijstaan door ene Blaubeen. Wie die Blaubeen
is weten we niet. Wellicht ook een procureur
gevestigd te Goes. De naam Bla(a)u(w)been
komt in die tijd ook in Goes voor.
In de verslaglegging van het proces is het
juridisch taalgebruik in hoge mate aanwezig
en het is aardig om te zien dat de proces
gang diverse elementen bevat die we ook
vandaag de dag bij een te voeren civiel proces
terugvinden.
Ook de kerk bemoeit zich met de zaak
We moeten ook bedenken dat er in die tijd
nog geen scheiding tussen kerk en staat
bestond. De personen die zitting hadden in
het burgerlijk bestuur maakten veelal ook deel
uit van het kerkelijke bestuur.
Dat is in deze zaak in Nisse ook zo. De per
sonen die geroepen zijn om te oordelen en
te veroordelen hebben dus vaak meerdere
petten op.
Op diezelfde dag, 12 oktober, vergadert ook de
kerkenraad van de Nederduits Gereformeerde
Gemeente (later de Hervormde Gemeente)
van Nisse. De kerkenraad laat er geen gras
over groeien en neemt direct maatregelen.
De kerkenraad besluit dat Marinus Way, de
molenaer, wert afgehouden om eenige seer
schandelicke geruchten. Daarmee wordt
bedoeld dat Marinus niet aan het avondmaal
mag gaan. Een straf (censuur), die in die tijd
vaak wordt toegepast bij lidmaten van de kerk
die zich in de ogen van de kerkenraad hebben
misdragen.
We zien ook dat de notulist nogal slordig is
met de schrijfwijze van de naam. Een veel
voorkomend probleem waardoor genealogen
vaak op een dwaalspoor gezet worden.
We keren terug naar het gevoerde proces,
waaruit we de meest belangrijke en interes
sante aspecten vermelden.
Blaubeen voert namens Berbel van den Berg
verweer en segt alsnog waar ende waarach
tig te wesen dat hij eyser in de maant januari
32