Na 1945
Afb. 3. Dignus Dominicus. (Particuliere
collectie.)
te weinig financiële armslag had om goed te
functioneren en te zorgen voor voldoende
ambtenaren. Zelfs de hoogte van de jaar
wedde van een Zeeuwse burgemeester, in die
tijd 80 gulden, kon een probleem zijn. En dat
was niet echt bevorderlijk voor de bestuurs
kracht en kwaliteit. Onder druk van het minis
terie werden in 56 Zeeuwse gemeenten maar
26 burgervaders benoemd. Dus vele gemeen
ten deelden een burgemeester. En natuurlijk
waren er ook andere ambtelijke combinaties
mogelijk. Een praktijk die de jaren erna werd
voortgezet.6)
Zo is er het voorbeeld van de in Kruiningen
woonachtige kolenboer en wijnhandelaar
Dignus Dominicus. Op 26 juni 1850 wordt hij
op 26-jarige leeftijd benoemd tot secretaris
van de gemeente Kruiningen en volgt er zijn
vader Cornelis Dominicus op. In hetzelfde
jaar wordt Dignus benoemd tot plaatselijk
ontvanger van de belastingen in Kruiningen.
Twee jaar eerder in 1848 werd hij ook al
ontvanger-griffier van de polder Kruiningen.
Bovendien was hij secretaris-ontvanger van
de gemeente Schore-Vlake. Als Dignus 29
jaar is, solliciteert hij naar de functie van
burgemeester van Krabbendijke. Op 26 juni
1853 wordt hij bij Koninklijk Besluit benoemd.
In 1872 wordt hij, ondanks protest van
Krabbendijke en met behoud van neven
functies ook benoemd tot burgemeester van
Kruiningen.7)
Herindelingen en fusies konden dan ook op
de duur niet uitblijven en bestuurskracht was
een steeds terugkerend argument voor ver
groting van gemeenten. In de eerste tien jaar
na invoering van de gemeentewet verdwenen
daardoor landelijk 74 gemeenten. Daarna
volgde een periode van een zekere rust.
Vanaf eind negentiende eeuw, maar nog
meer na de Tweede Wereldoorlog, begon de
Nederlandse overheid weer met nieuw elan
aan de herindeling van gemeenten. Kleinere
gemeenten werden opgeheven en samen
gevoegd waardoor het aantal gemeenten
uiteindelijk terugliep naar 355 in 2019.
In de loop van de geschiedenis, en ook weer
bij de behandeling van het wetsontwerp
betreffende de gemeentelijke herindeling van
Zuid-Beveland, werden steeds weer andere
criteria genoemd met betrekking tot de
minimale omvang van een gemeente. Vaak
werd dit omvangscriterium gekoppeld aan de
mate van bestuurskracht van gemeenten. Het
omvangscriterium dat werd genoemd tussen
1813 en 2020 varieerde van 500 tot en met
50.000 inwoners. Als we dat laatste criterium
zouden toepassen op Zuid-Beveland, dan
houden we maar één gemeente over!
Naast bestuurskracht gingen ook de toekom
stige ontwikkelingen een steeds belangrijkere
rol spelen. Een voor de herindelingen van
Zeeland belangrijke periode brak aan in de
zestiger jaren en werd mede aangezwengeld
door de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening in
1966 waarin 'opvang van de bevolkingsgroei'
en 'economische vooruitgang' belangrijke
5