onder een stad verstaan? Aanvankelijk leek het erop dat de regering Goes niet als stad aanmerkte met het gevolg dat de gemeentepolitie zou worden vervangen door rijkspolitie. In december 1945 drong de burgemeester van Goes er bij de minister met klem op aan om Goes aan te wijzen als gemeente met een eigen gemeentepolitie. Argumenten om Goes als stad aan te merken had hij genoeg. Zo wees hij op het uitgesproken stads beeld, de snel groeiende bevolking, de centrale ligging op de Bevelanden, de belangrijk verkeers functie, de verschillende industrieën, de belang rijke groenten- en fruitveiling, de vele scholen, de kermis, de jaarmarkt, de haven, de sportvelden, de hotels en, tenslotte, de vele bankinstellingen. De minister was echter niet onder de indruk. Wilde een stad gemeentepolitie krijgen, dan moest de stad volgens hem aan de volgende voorwaarden voldoen: - een uitgesproken stedelijk karakter hebben; - een natuurlijk geheel vormen met het omlig gende land; - geregeld te maken krijgen met ordeverstoringen door de bevolking én - een zodanig groot politiekorps hebben dat doorstroming van personeel mogelijk was. Voorlopig zag de minister dan ook geen reden om de gemeentepolitie in Goes te handhaven. De burgemeester was verontwaardigd en schreef de directeur-generaal van politie: Ik kan niet inzien dat de gemeente Goes in dezen in beduidende mate verschilt van de gemeenten Middelburg en Vlissingen, die wel zijn aangewezen als gemeenten, waar gemeen- te-politie zal werkzaam zijn. Daarom deed hij nogmaals een verzoek om Goes tot 'gemeen- te-politie gemeente' aan te wijzen.53) Ditmaal had het verzoek succes en de burgemeester kon opgelucht ademhalen. Goes behield haar gemeentepolitie. Als we de verdere geschiedenis van de Goese politie tot 1970 bekijken, valt op dat de dienst in de loop der jaren flink werd uitgebreid en geprofessionaliseerd. Rond 1960 had de politie 23 mensen in dienst, tien jaar later was dit aantal gegroeid tot 40. Niet alleen het aantal politiemensen nam toe, ook kwamen er steeds meer verschillende functies. Anno 1961 bestond de Goese politiemacht uit één inspecteur, één adjudant, vier brigadiers, vijf hoofdagenten, elf agenten en één administratieve kracht. In 1969, aan de vooravond van de gemeentelijke herindeling, bepleitte burgemeester Huber een uitbreiding van de politiemacht tot 44, waarbij hij dacht aan één korpschef, één inspecteur, twee adjudanten, zeven brigadiers, drie administrateurs en 30 agenten. De laatsten werden verspreid over Goes (achttien), de buitenkernen (vier), de verkeersdienst (vier), de recherche (drie) en inlichtingen (één).541 Een Zuid-Bevelandse streekpolitie, waarvoor inspecteur J.L. de Rave in 1969 pleitte, kwam echter niet van de grond. De Rave wilde dat de rijkspolitie uit Borsele, Reimerswaal en Kapelle samengevoegd werd bij de gemeentepolitie van Goes. De nieuwe politiemacht zou uit zo'n honderd man bestaan, die onder leiding stond van een commissaris, bijgestaan door een staf van vijf officieren. Een groter politiekorps had in zijn ogen alleen maar voordelen: meer promo tiekansen, mogelijkheid tot aanschaf van dure apparatuur en oprichting van gespecialiseerde afdelingen, zoals een zedenpolitie. Het bleef echter bij een plan. Afb. 9. Rechercheur Chr. Louisse. (Collectie auteur.) 11

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2020 | | pagina 13