Afb. 2. Goes, door Jacob van Deventer, circa 1565. (Collectie Biblioteca Nacional de Espana, Madrid.)
in luxe en met het eten van wit vlees. Hij werd
zo corpulent dat hij moest worden rondge
reden in een karretje. Meermaals klopte het
dorpsbestuur tevergeefs bij hem aan voor een
stadsrecht. Na het overlijden van Gwijde in 1397
kwam Goes weer rechtstreeks in handen van
de graaf van Holland en Zeeland. Graaf Albrecht
van Beieren ging zich actief met de ontwikkeling
van Goes bemoeien en uiteindelijk, onder diens
zoon Willem VI, verkreeg Goes de zo begeerde
status van stad in 1405. De jonge stad moest
meteen gaan meedoen met de oorlogvoering
van de graaf en leverde gewapende manschap
pen en ambachtslieden voor diverse militaire
acties. Door het onverwachte overlijden van
Willem VI kwam diens dochter Jacoba in
1417 aan de macht. Diverse machtige lieden
betwistten haar het bezit van haar gebieden
en een soort burgeroorlog in episoden zou zich
ontwikkelen tot 1428. Nog in 1416 hadden Goes
en de overige Zeeuwse steden en de voornaam
ste ambachtsheren van Zeeland beloofd Jacoba
in de toekomst als gravin te zullen huldigen.
Dit was in een groot charter met wel twintig
afzonderlijke zegels vastgelegd. Al een jaar later
moest de gravin zich op oorlogvoering voor
bereiden. Op een 'goodwill'-reis door Zeeland,
waarbij zij zich door de steden als gravin liet
inhuldigen, probeerde ze zoveel mogelijk steun
te krijgen. Daarvoor verleende ze her en der
privileges, waarbij Goes vooraan stond. Bij
haar komst naar Goes bevestigde Jacoba de
bestaande privileges en schonk ze het recht van
een jaarmarkt. Enkele maanden later volgde
het privilege dat Goes in staat stelde om de stad
te omgrachten en van poorten en bruggen te
voorzien. De datum van dit recht is 17 novem
ber 1417. We kunnen ons voorstellen dat het
stadsbestuur binnen enkele dagen met een of
meer landmeters de stad rondliep en piketpalen
ging slaan waar de stadsgracht moest komen.
Eigenaren van gronden konden een schadever
goeding verwachten. Govert Sonderdanck, de
chirurgijn van Gwijde van Blois en nadien van
zowel graaf Albrecht als diens zoon Willem VI,
was de bezitter geweest van een boomgaard
16