ten zuiden van de Goese kerk. Hij had dit perceel verkocht aan de kanunniken van de priorij De Rode Cluse bij Brussel, die meer bezittingen in Kloetinge en Goes hadden. Met dit klooster moest een schadevergoeding worden geregeld voor dit deel van de gracht. Diverse knopen moesten bij die rondgang met piketpaaltjes en een grote houten hamer worden doorgehakt. Zowel de bestaande zuid als de noordmolen wilde het bestuur graag binnen de gracht hebben, wat de wat ovale vorm van de gracht verklaart. De meestoof ten westen van de bebouwing stond ook op het verlang lijstje om binnen de gracht te brengen. Hierdoor kreeg de stad aan de westkant een groot onbebouwd terrein binnen de gracht. Voor twee derde deel kwam er een muur rondom de stad te staan. Het resterende deel van de stadsverde diging bestond uit een wal. Voor het bouwen van vier stenen poorten waren veel stenen nodig. Hiervoor zullen in de omgeving van de stad veldovens zijn gebouwd. Datzelfde gebeurde immers als er aan de kerk verbouwingen werden uitgevoerd. In de Goese Polder bevond zich een stuk grond dat als 'kerkesteenland' bekend stond, waar in tijden van uitbreiding van de kerk de klei tot stenen werd gebakken. Arbeiders zullen maandenlang met de productie van deze stenen voor de poorten bezig zijn geweest. De poorten waren de Zuidpoort, de Koepoort, de Oostpoort en de Westpoort. Bij enkele poorten werd nadien een toren naast de tunnelvormige doorgang gebouwd. Aan de westzijde van de haven bouwde men een houten poort, aan het begin van de latere J.A. van der Goeskade. Jacoba van Beieren Vermoedelijk de eerste keer dat de kers verse stadsverdediging van Goes op de proef werd gesteld, was toen in 1425 Lodewijk van Montfoort en Floris van Haamstede, twee edelen uit het kamp van de geteisterde gravin Jacoba, naar Zuid-Beveland kwamen om namens haar de banden met Reimerswaal en Goes aan te halen. In Reimerswaal schaarde men zich achter Jacoba, maar in Goes was een groep die onder leiding van baljuw Wolfert van de Maalstede stond niet genegen haar nog te steunen. De beide edelen die namens Jacoba kwamen hadden een onbekend aantal troepen bij zich. De Goese baljuw op zijn beurt, ook niet kinderachtig, was in staat om 300 man uit zijn Bevelandse ambachten te mobiliseren. Dit was enkele jaren eerder nog gebleken. In of bij Goes troffen beide groepen elkaar, waarbij die van de baljuw hun opponenten tot de aftocht kon dwingen. Pikant is dat de vrouw van baljuw Wolfert van de Maalstede Maria van Haamstede was, een verwant van Floris van Haamstede die namens gravin Jacoba kwam. De veronderstelde toegebrachte schade aan poorten en muren zal snel weer zijn hersteld. Afb. 3. Kaart van Goes met verbeteringen aan de vestingwerken, door David Orliens, 1619. (Collectie gemeentearchief Goes.) 17

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2020 | | pagina 19