éi i/'.i
Afb. 5. Stadsplattegrond van Goes met genummerde stadspoorten, door J. Reynouts, 1650.
(Collectie gemeentearchief Goes.)
te treden. Pas in 1472 was alles geregeld. De
bewoners van de Voorstad werden zo in één
klap Goesenaars. Hun dertigtal namen staan in
het poorterboek van de stad. 's Avonds waren
ze nog als Kloetingenaar naar bed gegaan,
's morgens stonden ze op als Goesenaar, wat
toch een heel ander gevoel moet zijn geweest.
Vooral omdat ze nu de stedelijke belastingen
moesten meebetalen.
De verdediging van Goes in de vijftiende en
zestiende eeuw
In de jaren zeventig van de vijftiende eeuw
namen de internationale spanningen toe. De
twee op dat moment bestaande schutterijen,
die van St. Joris met hun voetboog en die van
St. Sebastiaan met de handboog, werden meer
actief ingeschakeld bij de stadsverdediging.
Ook zocht het stadsbestuur naar de beste
manier om de ambachtsgilden in te zetten. In
1478 verdeelde men de stad in vier kwartieren,
die alle onder commando van een hoofdman
kwamen te staan. Alle poorters die in een
van de kwartieren woonden moesten dienst
doen onder hun hoofdman en ze moesten
wapentuig, harnassen en helmen aanschaffen.
Een vijand liet zich niet zien dat jaar, zodat de
poorters konden volstaan met wachtlopen.
Enkele jaren later regelde het stadsbestuur de
stadsverdediging enigszins anders, maar nog
wel op basis van de indeling in stadskwartieren
Uit het stadsbestuur werd per kwartier een
overhoofdman aangesteld, met onder zich vier
kwartiermeesters. De vier kwartieren werden
nu bemand met leden van de elf ambachtsgil
den. Blijkbaar kon je beter een compleet gilde
commanderen, dan een onsamenhangende
groep stadsbewoners die toevallig in hetzelfde
kwartier woonden. De stad stelde geschut ter
beschikking; elk gilde kreeg een vijf- of tiental
haakbussen in gebruik, al naar gelang de
grootte van het gilde.
Rond 1488 bouwde men aan de stadsmuren
een handvol torens, bedoeld voor de opslag
van wapens en munitie en ook om vandaaruit
de aanvaller te kunnen bestrijden.
19