Zuid-Beveland brede bevaarbare kreken lagen,
waar de vijand zich soms op vertoonde, waren
deze forten noodzakelijk. Al in 1597 werd bij
het Bevelandse dorp Valkenisse, overstroomd
in 1682, een bolwerk bij Keizershoofd gebouwd.
Later zou hier rond 1630 een compleet nieuw
fort verrijzen. Het strategisch plan was, om bij
een landing van de vijand diens troepen zoveel
mogelijk op te houden, zodat Goes zich gereed
kon maken voor een beleg. De stad moest
tot elke prijs behouden blijven totdat hulp
troepen uit de rest van de Republiek zouden
toesnellen. Als gevolg van deze aanpak werden
de Bevelandse dorpen verplicht om mee te
betalen aan alle bouwwerken, vooral aan de
bouw van de Goese verdedigingswerken. Jaar
in jaar uit werden belastingen geïnd voor dit
enorme karwei. Aan het einde van de zestiende
eeuw en tussen 1620 en 1630 beleefde de stad
perioden van grote bouwactiviteit aan de stads
verdediging. Gigantische graafwerkzaamheden
vonden plaats, het verstevigen van oevers met
krammatten, het bouwen van houten funde
ringen onder muren, het op hoogte brengen
van aarden wallen, het bouwen van nieuwe
poorten, het heien van palen, het plaatsen van
palissades, het aanvoeren van bouwmaterialen
waaronder astronomische aantallen bakstenen,
het lossen van al deze materialen, het moet in
de stad en het buitengebied hebben gewemeld
van de werkmensen die voor langere tijd hier
verbleven.
Kort na 1600 was men behoorlijk opgeschoten;
de werkzaamheden kwamen stil te liggen. De
noodzaak voor de verdedigingswerken nam tij
delijk af omdat het Twaalfjarig Bestand in 1609
van kracht werd. Toen dit afliep en er geen zicht
op vrede was, inspecteerde ingenieur David
van Orliens de stand van zaken. Hij maakte een
lijst van verbeterpunten en zou de komende
jaren nauw betrokken blijven bij de verbete
ringen. De nieuwe Ganzepoort, het mooiste
onderdeel van de hele stadsverdediging, werd
vanaf 1623 gebouwd naar een tekening van
metselaar Jasper Verduyst. De versieringen in
witte arduinsteen werden geleverd door Jan
de Moulin, de Antwerpse steenhouwer die
toen bijna voortdurend in de stad verbleef.
Tezelfdertijd werd er volop gebouwd aan
drie nieuwe schuttershoven en oh ja, de kerk
brandde ondertussen ook nog even af, in 1618.
Nieuwe poorten en forten
In 1619 werd de nieuwe Ganzepoort gebouwd,
waarvoor een houten brug over de gracht
kwam te liggen, de voorganger van de Stenen
Brug. Ook kwam een nieuwe poort aan de
haven, de zogenaamde Waterpoort, gereed.
Deze bevond zich tussen de J.A. van der
Goeskade en de Kleine Kade. Deze poort werd
nog extra beveiligd met een ronde toren. Pech
was dat de gemetselde boog van deze haven
poort in 1622 instortte en vernieuwd moest
worden. Verderop naar het westen kwam een
tweede ronde toren tot stand, die in de jaren
1970 vanonder een hoop aarde tevoorschijn
kwam bij de aanleg van het Molenplein. Nu
heet dit het Bastion; jammer dat hij helemaal
binnen een woonwijk is komen liggen. Aan
de oostzijde van de haven bevond zich al het
vierkante bolwerk de Engelenburg, dat een
onderdeel van de Oostpoort was.
Dit werd nog verder versterkt. Tijdens het werk
stortte in 1621 een deel van een muur in en
vonden diverse arbeiders de dood. De arbei
ders die de lijken van hun collega's vanonder
het zand haalden, ontvingen van de stad
een fooi voor dit afschuwelijke werk. Aan de
Engelenburg werd nog een kleine poort aan
het begin van de latere Albert Joachimikade
gebouwd, de Bleekveldsepoort. Een merk
waardige naam, omdat hij toegang gaf tot het
haventerrein met zoutketen en meestoven
en blijkbaar ook bleekvelden. In de negen
tiende eeuw zou hier een touwslagerij worden
gevestigd. Ook de Oostpoort werd in 1621
vernieuwd. Op de oude wallen stond her en der
geschut uit de Spaanse tijd, in meer of minder
onttakelde staat. Dit schiettuig sleepte men van
hot naar her om de nieuwe wallen te kunnen
aanleggen. Voordat nieuwe kanonnen konden
worden geplaatst moest er eerst een zware
houten vloer worden aangelegd in de aarde
van de wal. Pas nadat de grond ingeklonken
was konden de kanonnen op hun nieuwe plaats
worden gesleept. Regelmatig moesten wielen
en assen van de affuiten worden vernieuwd.
Bovenop de wallen kwam een aarden borstwe
ring te liggen, die met graszoden werd belegd.
Uitspoeling van grond zou dan minder plaats
vinden. Tijdens de droogte van 1622 moesten
deze zoden met water worden begoten. In de
jaren 1626-1628 vond de aanleg van de nieuwe
forten bij de ingang van de haven plaats; in hun
24