oudere vorm voldeden deze blijkbaar niet.
Met de aanleg van de Nieuwe Hoofdpoort in
1635 aan het uiteinde van de latere J.A. van der
Goeskade waren de vestingwerken voltooid.
Bijzondere objecten waren diverse 'dosdanes',
ezelsruggen: gemetselde muren in de gracht
met een steile bovenkant. Alleen een acrobaat
kon daarover lopen; een soldaat met musket,
laadstok, vorkstok, kruitpatronen aan een
bandelier, kogels, helm op, borstkuras, etc.,
kreeg dit niet voor elkaar. De ezelsruggen her
en der in de grachten dienden om het water
in de gracht vast te houden. Zo kon er geen
water uit de Zoute Vest naar het meer zoete of
brakke vestwater stromen. Op de ezelsrug bij
de 's-Heer Hendrikskinderenpoort was boven
dien nog een zogenaamde monnik gebouwd,
een rond torentje dat het beklauteren van de
zogenaamde Stenen Beer onmogelijk maakte.
Wij zouden ons er niet meteen thuisvoelen; de
wallen waren zo kaal als een luis.
Elke boom of gebouwtje zou een eventuele
vijand mogelijkheid voor dekking kunnen
bieden en dat moest worden voorkomen.
Daarom is het merkwaardig dat al in 1616
Marinus Jacobsz. Boom vergunning kreeg om
een deel van de stadswal achter het voet-
bogenhof met een wijngaard te beplanten,
zoals ook de wijngaard van Willem Jacobsz.
Braingendijck daar lag. De planten waren
vermoedelijk snel te rooien als er een beleg
zou dreigen.
Goes was vanaf 1635 een militair voltooide
stad en blijkbaar was die militaire geest ook in
de stadsbevolking gevaren. Toen een oproep
kwam van de Staten van Zeeland om een com
pagnie burgerwacht te leveren om dienst te
doen in het bedreigde Axel, meldde men zich
massaal hiervoor aan.
Er werd een rol van manschappen gemaakt,
waarop kwamen te staan:
Kapitein leman Nachteghael met zijn page;
Luitenant Thomas Blanckaert met zijn page;
Afb. 9. Opslag van hout van houtfabriek La Vitesse in de gracht aan de Westsingel, circa 1910.
(Collectie gemeentearchief Goes.)
25