Een oudheidkundige vereniging Frits de Kaart In de Spuije van maart 2005 stond een artikel van Gerard Heerebout met als titel Een geheimzinnige vereniging. Het gaat over de Oudheidkundige Vereeniging De Bevelanden. Hij was deze vereniging op het spoor gekomen door een vijftal boekjes, die hij in zijn bezit had en die waren uitgegeven door deze vereniging: 1930: A.M. Wessels, Na honderd jaren. De inval der Belgische muitelingen in Zeeland, 16 blz. 1932: A.M. Wessels, Goes en Zuid-Beveland in den Franschen tijd, 24 blz. 1934: A.M. Wessels, De Doopsgezinden te Goes, 18 blz. 1935: H. Vissers, Aanteekeningen over het klok kenspel van de toren der Maria Magdalenakerk te Goes, 36 blz. 1936: A. Blanson Henkemans, De Vicarie- of Capelleriegoederen op Zuid-Beveland, 8 blz. Je zou van een oudheidkundige vereniging mogen verwachten dat men ook zorgvuldig omging met de geschiedschrijving van de eigen vereniging. Niets is echter minder waar. Er is geen snipper papier van terug te vinden. Voordat Gerard Heerebout zijn artikel in de Spuije schreef over deze geheimzinnige vereniging was over het bestaan ervan nauwelijks iets bekend. Zelfs in het gemeentearchief van Goes zijn er geen stukken van bewaard. Nadat Heerebout iets over de boekjes had vermeld sloot hij het artikel af met de woorden: Meer heb ik niet kunnen vinden en in het gemeentearchief heeft navraag niets opgeleverd; heel merkwaardig, gelet op de kleine schaal van toen. Vermoedelijk is de oorlog er schuld aan dat er geen archiefmateriaal bewaard gebleven is.1] Voor de Tweede Wereldoorlog was deze vereni ging de voorloper van de huidige Heemkundige Kring De Bevelanden. Omdat er geen archief stukken van te vinden zijn, ging ik eens zoeken op de website van Krantenbank Zeeland. Wat al gelijk opviel was dat er tussen 1900 en 1945 veel berichten waren van oudheidkundige verenigingen in Zeeuws-Vlaanderen. Ook een enkel bericht over een oudheidkundige vereni ging in Vlissingen. Het eerste bericht over de Bevelanden dateert uit 1928. Afb. 1. Gedenkteken voor Johannes ab Utrecht Dresselhuis ontworpen door de Antwerpenaar J.J. Rousseau in 1862, fotoarchief PZC, foto augustus 1962, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 134932.) Het is zeker geen toeval dat juist toen - in het Interbellum - heemkundige kringen als pad destoelen uit de grond verrezen, hier, maar ook in veel andere regio's in het land. De belang stelling voor de geschiedenis van het eigen 'heem' heeft te maken met de toen populaire Blut-und-Boden theorie, waarbij men op zoek gaat naar de wortels van de eigen identiteit en vooral naar datgene wat het 'eigen' volk onderscheidt van andere volken. Hiermee is overigens niet gezegd dat de heemkunde een politiek 'incorrecte' bezigheid was. In Zeeuws- Vlaanderen speelde de dreigende annexatie door België na de Eerste Wereldoorlog ook een rol. Op 12 mei 1928 lezen we in het Christelijk Historisch Nieuwsblad voor Zeeland De Zeeuw de verzuchting: Ware er nu maar een Zuid- Bevelandsche oudheidkundige kring, die over al zulke dingen kon waken.2 Wat was er aan de hand? Dominee Johannes ab Utrecht Dresselhuis (1789-1861) was 39 jaar predikant geweest in Wolphaartsdijk.3) Hij was een landelijke beroemdheid waarvoor in 1852 ook de Prins van Oranje naar Wolphaartsdijk was gekomen. 42

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2020 | | pagina 44