'Precies, die bedoel ik ook: je oom Van Tuyll. Hij
zou de resident wel naar Holland willen kijken,
als hij kon.'
Tegen de zin van de resident?' Hij knipoogde
en stootte mij veelbetekenend aan. 'Mevrouw
Van Tuyll heeft zulke goede relaties in Batavia!
Vanwege de 'grote omes, zeg!'
Croisier kwam met zijn gezicht akelig dicht bij het
mijne.
'n Dochter van 'n commissaris-generaal, zeg!
Ongenummerd hoor! Ja, die oom van je weet
ook wel wat hij doet. 'n Best merk, zeg!'" (blz. 11
en 12).1
Het cultuurstelsel
geconstateerd had dat er genoeg flessen aanwe
zig waren, liep hij naar tantes kamer.
'Jet!' riep hij met daverende stem.
'Wat is het, Wim?'
'Wat heb je te eten?'
Zij riep een hoeveelheid schotels af, die mij
verbaasde. Dat men zulke gerechten kon
opdienen hier in deze wildernis, scheen mij bijna
een onmogelijkheid. 'De resident komt!' riep
hij me in 't voorbijgaan toe op een toon alsof
de 'Heer der Heerscharen' in aantocht was, en
hij ging zijn kamer binnen met een gezicht zo
ernstig alsof er iets hoogst belangrijks stond te
geschieden.
Bij pa aan huis en bij andere familieleden en
vrienden in Holland had ik heel dikwijls kennis
gemaakt met gepensioneerde residenten,
maar nooit had ik iets bijzonder verhevens aan
die heren bespeurd. Hier was het alsof een
godheid uit de wolken nederdaalde. Het hele
huis geraakte min of meer in opschudding; de
Inlandse bedienden liepen vlugger heen en weer
en deden nog minder dan gewoonlijk, maar
telkens hoorde men hen het woord 'residèn'
fluisteren; tante Jet was ook een beetje zenuw
achtig; oom telde herhaaldelijk de flessen op
de tafel, hetgeen mij eigenaardige denkbeelden
deed krijgen van deze resident en zijn gevolg.
De man kwam en, afgescheiden van een zekere
toon van gezag, scheen hij mij een eenvoudig,
fatsoenlijk en gemoedelijk bejaard mens te
wezen. Er kwamen planters uit de buurt, die ook
suiker of tabak teelden, en Inlandse hoofden
met hun raden ajoes. Het diner was werkelijk
schitterend, De resident sloeg een toast op
het welvaren der door de Regering beschermde
suikerindustrie en oom dronk op de gezond
heid van de resident. 'Daar meent hij ook geen
donder van,' fluisterde mijn buurman, een tabak
ker, mij in het oor. 'Meneer, het is mijn oom!' zei
ik geraakt.
'Wat kan mijn oom tegen de resident hebben?'
vroeg ik.
De heer Croisier - zo heette hij - keek mij erg
slim aan en fluisterde toen: 'Och, 'n kleinigheid!
Als het van de resident had afgehangen, zou je
oom geen renteloos voorschot hebben gekre
gen van het gouvernement; nu is hem een ton
toegestaan.
Afb. 3. Gouverneur-Generaal James Loudon,
door wie Fransen van de Putte zich naar eigen
zeggen teveel had laten meeslepen bij het
beginnen van de Atjeh-oorlog.
In de tijd dat Van de Putte op Java werkt,
gelden daar de regels van het in 1830 inge
voerde cultuurstelsel. Het cultuurstelsel houdt
in dat de inheemse bevolking 20% van haar
grond moest gebruiken voor producten voor
de Europese markt, zoals thee, suiker en koffie.
Boeren die geen geschikte grond hadden,
moesten 66 dagen per jaar voor het gouverne
ment werken. Consten beschrijft nauwkeurig
de interactie tussen ondernemers, ambtenaren
49