werk dat het commissariaat met zich mee bracht. Burgemeester J.E. de Koning Kooy was het daar echter niet mee eens en stuurde, buiten medeweten van de raad, een adres naar de Koningin, waarin hij om 1400,- verzocht. Dit bedrag dat in vergelijkbare gemeenten als Zierikzee en Hellevoetsluis aan het hoofd der politie werd gegeven, was volgens hem beslist niet te veel voor de man die zijn gezag moet hoog houden, evenals het prestige van het politie-corps. De meeste raadsleden staken hun verontwaardiging over de handelwijze van de burgemeester niet onder stoelen of banken. Raadslid Pilaar: Uw houding, aldus buiten den raad om te handelen, is zeer ongemotiveerd. Raadslid Donner: We hebben 't geld niet voor 't grijpen. Waarom is iemand van 1.400,- beter dan iemand van 1.200,-. Zelfs wethouder Van den Bout was uiterst verontwaardigd en beet de burgemeester toe: Uw adres is onwaar en het is jammer, dat een Burgemeester zóó de Koningin moet voorlichten. Het verzet sorteerde echter geen effect. Een Koninklijk Besluit uit januari 1911 bepaalde dat de hoogte van het salaris van de nieuwe commissaris 1.400,- bedroeg.381 In 1911 werd E.C. Wierts van Coehoorn tot nieuwe politiecommissaris van Goes benoemd. Het Interbellum Rond de Eerste Wereldoorlog kwam de positie van de politie in de gemeenteraad opnieuw ter sprake. De geringe salariëring van de agenten en de positie van de politiecommissaris bleven de heikele punten. Raadslid Dekker kwam in 1912 met het voorstel om een agent bij het bereiken van een zestien jarig dienstverband een salaris te geven van 700,-. Er zijn tal van motieven voor, zo sprak hij en het is verwonderlijk dat wij voor het huidig salaris nog menschen kunnen krijgen. Zij moeten onomkoopbaar zijn; zij zijn gebonden aan hun dienst, ook op Zon- en Christelijke feestdagen; hebben 125 keeren per jaar nachtdienst; kunnen nooit geregeld hun maaltijd gebruiken, zoodat, als zij gehuwd zijn, de taak van de huisvrouw zwaarder wordt. Het voorstel-Dekker kon echter geen genade vinden in de ogen van de gemeen teraad. Raadslid Van der Leeuw stelde enigszins cynisch dat de politieagenten geluk hebben met zulk een goed advocaat als de heer Dekker en hoopt dat er ook één zal opstaan voor de belasting-betalende burgers.391 Tijdens de oorlog kwamen de Goese politiagen- ten zelf met verzoeken tot verhoging van het salaris. In maart 1915, toen ze om een toeslag vroegen in verband met de buitengewone tijds omstandigheden, kregen de agenten steun van meerdere raadsleden. Raadslid Dekker: Er wordt gebrek geleden in Goes en er moet worden ingegrepen. Men mag de zaak thans niet meer op de lange baan schuiven. Dat wordt maar al te veel gedaan. Dekker stuitte echter wederom Afb. 3. Kwajongens op straat. (Uit: Karakterschetsen, 1841, collectie Historisch Museum De Bevelanden.) 4

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2020 | | pagina 6