Kleinere geultakken van de Zwake, zoals de
Kamer, tussen Zuid Beveland en Heinkenszand,
zullen hierbij leidend zijn geweest. Er zullen
daardoor geen grote erosieve krachten vanuit
de Zwake op de westkust van Zuid-Beveland
meer zijn geweest ten tijde van het bedijken.
Wel blijft hier de kwetsbare ligging op de storm-
richting vanuit de Scheldemonding.
De Poel
Om de aanleg van de Poldersedijk op deze
plaats te kunnen begrijpen zal hier ook aan
dacht worden besteed aan het land achter de
dijk.
De Poel is nu een laaggelegen weilandenge-
bied, aan de noord- en oostzijde ingesloten
door kreekruggen en aan de zuid- en westzijde
aansluitend op het voormalige Zwakesysteem.
De Poel is een zogenaamd oudlandgebied van
een klei-op-veen bodem.n) Vóór de aanleg van
de interlokale dijken was dit een hooggelegen
schorrengebied, dat nog slechts enige malen
per jaar overstroomde. Het centrale deel van de
Poel kende ten tijde van de bedijking nog slechts
een geringe kleilaag op het veen, hetgeen wijst
op een hoger niveau hiervan. De in de bodem
aangetroffen natuurlijke relicten van watergeul
tjes tonen dit nu nog aan.
Het veen in de bodem van de Poel is tijdens
de Middeleeuwen op grote schaal onder het
kleidek weggehaald (moerneren). Dit met zout
doordrenkte veen werd geraffineerd om het
zout te kunnen verhandelen. Het gevolg hiervan
is dat het niveau van het land op sommige
plaatsen met meer dan een meter is gedaald.
Daarnaast is de bodem ingeklonken door de
ontwatering nadat er sloten zijn gegraven. Het
landniveau van de Poel varieert nu van 0 tot
1,5 m onder NAP. Nadat de eerste bedijking
had plaatsgevonden is het landniveau met
circa 3 meter gedaald. De verzande voormalige
natuurlijke waterafvoeren van het gebied liggen
daardoor als hoger gelegen 'kreekruggen' in het
landschap.
De bedijkers
Vóór de aanvang van de georganiseerde
bedijkingen, waarvan het begin omstreeks eind
van de elfde eeuw wordt verondersteld, zijn er
door de eerste bewoners in de Middeleeuwen
nauwelijks werken tot eigen bescherming
uitgevoerd; men paste zijn leven en werken
doorgaans tamelijk volgzaam aan bij de lokale
omstandigheden. De woonterpjes kunnen in dit
opzicht verwaarloosd worden; zij hebben niets
aan het waterloopkundig systeem veranderd.
Dijkenbouw was een proces waaraan eeu
wenlange ervaring ten grondslag lag voordat
Afb. 5. Omgeving
van Poldersedijk
met hoge (geel)
en lage gronden
(groen). (Tekening
B. Chamuleau.)
22