De lokale gezagsdragers bekommerden zich om hun bezit en het behouden van de macht. Die werd bedreigd door de opgelegde overerving van het grafelijk leengoed. Uitbreiden van het bezit kon dit verval tegengaan. Daarin ligt besloten dat men zelfstandig wilde optreden als dat werd bedreigd. Het is het initiatief van de lokale heren die haar ingezetenen via heervaart (verplichte dienst verlening) inzetten om gemeenschappelijke voorzieningen aan te leggen en bij de verde diging van hun gebied. Het aanleggen van de interlokale dijken behoorde hier ook toe en zal zeer geleidelijk zijn ontwikkeld. De aanwezige lokale dijken en dammen werden hierbij zoveel mogelijk met elkaar verbonden. Dergelijke lokale dijken zijn bekend door hun namen en zijn in delen in de interlokale dijken terugge- vonden.15) Hieruit blijkt dat het aanleggen van de interlokale dijk zoals de Poldersedijk/Grote Dijk in de twaalfde eeuw organisatorisch en bestuurlijk mogelijk was. De lokale heren Van Schenge waren bij machte dit te organiseren.16) F Bv+n.wkplajirRj'djm vertil ild ROD AD FiH 1 BfruWtSi^min^. m#t «vtfkfedt wnnfcJL 1330 AD otvpwal gpn^tengcul Senjdtftfcrul Rtii-Opw**! ^■''Tokjlê d!|k 'hï 3 f* &cyrrt6rtd #kJarr»ni^ n* Vtf^Wijktfi ifBWWl windfCfLllOO ƒ1150 AD f*i*2 KPulriyn^ .i'-d.Hrr.-ning «ngfskiten op oud* otmk*deri «nar u. I0M 1100 ^oialc di|k l^rxdcrzctfipg. ofvrrwil firtilderfieuj mood grn|dff|£*-ijl mi r^iidii" vin Al lJi IJ-WAD Afb. 6. Het principe van de eerste lokale dijkjes waarop de ringdijken werden aangesloten. (Tekeningen B. Chamuleau.) men de interlokale dijken in de twaalfde eeuw kon aanleggen. Dat was een proces met falen en successen, waarbij men ondanks de beperkingen van de toenmalige dijken toch is voortgegaan. We veronderstellen dat de dijken uit de periode van vóór de dertiende eeuw een geringe hoogte hebben gehad, tot circa 2 meter boven het maaiveld.12) Deze dijken konden slechts het aantal overstromingen beperken.13) De aanleg van de interlokale dijken zal zich hebben voltrokken vanaf de dichtstbevolkte en economisch meest waardevolle gebieden, globaal vanaf de kust naar het oosten verlo pend, parallel aan het voorafgaande verlan- dingsproces. De gevolgen van de stormvloeden van 1014 en 1134 op dit proces zullen van mindere invloed zijn geweest, omdat vloeden van deze omvang slechts zelden voorkwamen en de mensen uit die tijd zich daartegen niet konden verweren.14) De bevolkingstoename en de behoefte aan een hogere voedselproductie zullen bij het georganiseerd bedijken zeker een grote rol hebben gespeeld. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2020 | | pagina 25