binnen het bereik van de normale getij-in vloed. Dit was een bedreiging voor het land en voor de zoutwinning. Door toename van de bevolking en versterking van het lokale bestuur vanaf de elfde eeuw werd de vorming van afwateringsorganisaties mogelijk. Dit bracht het organiseren van grote verdedigings werken binnen bereik van de mogelijkheden. Hiervoor is beschreven hoe lokale dijkjes en dammen geleidelijk met elkaar zijn verbonden tot interlokale dijken rond de eilanden. Dat de dijken zowel in de Romeinse tijd als in de twaalfde eeuw zo laag zijn gebleven (circa 1-2 meter hoog) en toch goed voldeden werd eerder toegewezen aan de transgres sies. Eind vorige eeuw is vastgesteld dat deze niet hebben plaatsgevonden. De zeespiegel heeft onder een lichte toename een relatieve stijging ondergaan (mede als gevolg van het inklinken van de bodem).18) Hierbij dienen we ons te realiseren dat deze eerste dijkjes nu niet meer op hun oorspronkelijk niveau liggen. De bodem onder de dijkjes is als gevolg van het gewicht hiervan ingezakt en door de ontwatering is de bodem extra ingeklonken. Zoals hierboven aangetoond lag en ligt het natuurlijke rijpe schor boven het normale vloedniveau. Rekening houdende met regel matig voorkomende springvloeden en jaarlijks voorkomende hoge vloeden zal een rijp schor ongeveer 0,5 tot 0,7 meter boven gemiddeld hoogwater niveau (GHW) liggen.19) Hoger was in het onbedijkte land van de Zeeuwse delta nauwelijks mogelijk omdat er geen opstuwing van de getijvloed was, zoals tegenwoordig wel het geval is. Wel zal het GHW achter de Afb. 8. Dijkprofiel van de Poldersedijk bij 's-Heer Arendskerke, gemeente Goes. (Foto B. Chamuleau.) Sinds kort is via de website van de Provincie Zeeland: www.zeeland.nl een kaart geplaatst waar alle Zeeuwse dijken op te vinden zijn. Op 3 september 2020 is de historische dijkenkaart van Zeeland online gezet. De kaart bevat informatie over de historie van alle bestaande en verdwenen dijken in onze provincie. Amateurarcheoloog Bas Chamuleau heeft de afgelopen twintig jaar onderzoek gedaan naar de ligging, datering, functie en ontstaansgeschiedenis van alle dijken in Zeeland. Deze kennis is nu letter lijk in kaart gebracht. Ook de in dit artikel besproken Poldersedijk is er op te vinden. kustwal (lage duinen) afwijkend zijn geweest ten opzichte van dat langs de Noordzeekust. Door de weerstand en verspreiding achter een beperkte kustopening zal het vloedniveau daar zijn afgenomen. Dit in tegenstelling tot heden, nu het water in de zeearmen is opgesloten tussen twee dijken. Als op de onderzoeklocatie in de twaalfde eeuw het GHW niveau omstreeks 1,15m +NAP was, zal het onbedijkte natuurlijke schor tot omstreeks 1,65 tot 1,85m +NAP hoog zijn geweest. Hierbij gaan we ervanuit dat de eerste dijken op het ongeschonden schor zijn aangelegd. De daarop aangebrachte eerste dijken zullen een hoogte van omstreeks 2 meter hebben gehad. De voorkomende spring vloeden en jaarlijks hoge vloeden zullen deze dijken op dit niveau hebben kunnen keren. Zware stormvloeden kunnen hieraan zeker schade hebben toegebracht, wetende dat deze dijkjes smal en slechts beschermd waren door gestapelde zoden, zoals hier aangetroffen. Maar het opzwepende water tijdens stormen zal niet de enige reden van dijkaanpassingen zijn geweest. Hierboven is aangetoond dat het hoge schor waarop de eerste dijken zijn aan gelegd waarschijnlijk tussen de 1,5 en 1,85m +NAP lag. De dijkvoet van de Poldersedijk is terug gevonden op circa 0,1m -NAP a 1m -NAP. Het inklinken van de bodem onder het oudste deel van de dijk, dit twaalfde-eeuwse dijkje ligt op een zandlens van circa 0,1m -NAP, zal hier circa 1,4 tot 1,75 meter zijn geweest. Onder de dijkverzwaringen die daarna hebben 25

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2020 | | pagina 27