Afb. 9Profiel van het oudste dijkje; gestapelde
zoden aan de waterzijde. (Foto B. Chamuleau
2014.)
plaatsgevonden ligt de dijkvoet op circa 1m
-NAP. Hier is het inklinken van de bodem
nog veel sterker gevoeld. Dit inklinken van
de bodem zal mede aanleiding zijn geweest
de dijk meerdere keren op te hogen. Met de
geringe relatieve stijging van de zeespiegel
in de eerste 250 jaar hoeven we hier geen
rekening te houden.
Conclusies en aanbevelingen
Het archeologisch en historisch onderzoek
heeft inzicht gegeven in de steeds verande
rende verhoudingen tussen water en land. Uit
het onderzoek is duidelijk geworden dat de
Zwake een dynamisch samenstel van geulen is
geweest dat al kort na onze jaartelling is omge
vormd tot een getijdengeul(en) van formaat.
Bodemkundigen hebben aangetoond dat door
veranderingen in de komgebieden de stromin
gen zich hebben uitgediept en verlegd. Dit was
van grote invloed op ons onderzoeksgebied.
In het gebied rondom de Poldersedijk bevat
de bodem een pakket Hollandveen. Het veen
is vanaf ongeveer de tiende eeuw steeds
intensiever gedolven. Dit had grote gevolgen
voor de verhouding tussen land en water. De
wateroverlast moet hierdoor tot een groot
probleem hebben geleid. Het zout uit het veen
was een belangrijke economische factor in de
twaalfde eeuw. Daardoor was er een gezamen
lijk belang om de wateroverlast als gevolg van
het moerneren tegen te gaan. In die tijd was
er voldoende bestuurskracht en arbeidspoten
tieel om grote werken in algemeen belang uit
te voeren. Naast de zoutwinning uit het veen
werd de factor landbouw steeds sterker en
werd hierdoor de schapenteelt verdrongen. Dat
vroeg om gemeenschappelijke voorzieningen
om het zeewater van het land te weren.
Rond het begin van de twaalfde eeuw zal men
steeds vaker lokale dijkjes met elkaar zijn gaan
verbinden om de invloed van het zeewater
te beperken. Uiteindelijk heeft dit geleid tot
een doorgaande interlokale bedijking van
Zuid-Beveland. De dijken zijn aangelegd op het
ongeschonden natuurlijke schor dat tussen
de 0,5 en 0,7 meter boven het gemiddelde
hoogwaterniveau lag. Dit hoge rijpe schor zal
vóór de aanleg van de bedijkingen nog steeds
enige keren per jaar zijn overstroomd waardoor
hierop nog afzettingen van sedimenten konden
plaatsvinden.
Door het instabiele veen in de bodem en de
verbeterde ontwatering zal na de bedijkingen
de bodem sterk zijn ingeklonken. Afzetting van
sediment ter compensatie hiervan was binnen
de bedijkingen niet meer mogelijk. Hierdoor
kwamen ook de dijken steeds lager te liggen.
Dit en schade door stormen zijn er de oorzaak
van dat de Poldersedijk negen keer is aangepast
in de periode tussen midden twaalfde eeuw en
circa 1400.
Hierboven is geconstateerd dat de Poldersedijk/
Grote Dijk is aangelegd om de Poel, een
moerneringsgebied, te beschermen tegen
overstroming. De bedijking tussen Wemeldinge
en Goes sluit een groot moerneringsgebied
juist buiten. Langs de oostkust van Walcheren
is kennelijk de eerste bedijking aangebracht om
de invloed door erosie van deze kust te beper
ken. Dit zijn drie verschillende strategieën in de
landsbescherming.
26