Zo verliest het Goese schippersgilde St. Jacob veel van zijn aanzien. In de vijftiende eeuw is dit nog een van de belangrijkste gilden in de stad. De schippers klitten samen in de St. Jacobstraat en onderhouden een gebrand schilderd raam in de kerk, waar hun eigen gildealtaar staat dat wordt bediend door hun eigen gildekapelaan. Verder bevindt zich aan de westzijde van de Goese haven (ongeveer op de Turfkade) een kapel die St. Jacobshuysken heet. Na de Opstand blijft het gilde uiteraard bestaan, maar de leden beperken zich voor taan uitsluitend tot het verzorgen van tran sporten over water. Alleen al qua ledenaantal blijft het gilde meetellen. In 1636 noemt een toevallig bewaard gebleven lijst 34 schepen die Goes als thuishaven hebben. Dit zijn 25 schuiten, 5 schepen, 2 smalschepen, 1 water schip, en een smal karveelschip. Deze schepen zijn gemiddeld tien jaar oud, eentje is een old-timer van 30 jaar. Speciaal aangestelde beurtvaarders moeten op vaste dagen varen. Normaal gesproken mogen zij geen passa giers meenemen, alleen bij grooten noot van contrariewind ende quaet weer. Het bestuur van de stad ziet toe op de kwaliteit van de schepen, die om de paar jaar op het droge moeten worden gezet ter reparatie. Dergelijk reparatiewerk vindt in Goes op enkele 'zaten' aan de haven plaats. Nieuwbouw van schepen komt maar heel af en toe voor. Inwoners van Dordrecht staan ook in de periode tot 1809 niet echt te dringen om naar Goes te verhuizen. Slechts vier van hen laten zich vanaf 1589 als poorter inschrijven. De ledenaantallen ontwikkelen zich in de achttiende eeuw in een iets neergaande lijn: in 1714 55 man, 1728 56, 1752 48, 1797 48. Leden van het gilde moeten een leertijd van twee jaar volbrengen, inkomst geld betalen, op een schip varen of er een in eigendom hebben. Een onverwachtse bron in Dordrecht levert informatie op over de her komst van schepen uit Goes en Zuid-Beveland in de tweede helft van de achttiende eeuw. In deze periode van circa 50 jaar kopen tien Bevelandse schippers een nieuwe poonschuit, een 'Zeeuws' scheepstype met een platte onderzijde en zwaarden opzij, bij gespeciali seerde Dordtse werven, zoals die van Gerrit van Olijvier. Twee keer koopt een Bevelandse schipper een tweedehands vaartuig. In het archief van het Watergerecht van Dordrecht3) staan vermeld: 1741 Teunis den Boer, Goes Johan van den Boogert, Waarde 1743 Jan Katsman, Suythagen, land van Goes 1753 Cornelis de Boo, Westkerke, Wolfaartsdijk 1754 Simon de Hollander, Goes 1755 Willem den Hollander, Goes 1756 Jac. Reynout, Goes, (wijtschip) 1767 Pieter den Hollander, Baarland 1779 Anthonie Bos, 's-Heer Arendskerke 1785 Pieter den Hollander, Goes/Baarland 1787 Abram Griep, Kruiningen Stil cl (D-OJEj S VT, 'W.' Afb. 3. Goes, stadsgezicht vanuit de haven, ets, drukker/uitgever Tirion, Is./graveur Philips, J.C./ont- werper Pronk, C. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort/documentnummer G-271.a.) 30

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2020 | | pagina 32