Afb. 2. De dorpsherberg De Zwaan, vaste vergaderplaats van de landbouwvereniging.
(Ansichtkaart, ca. 1905).
bedreigde: de concurrentie van de Amerikaanse
tarwe die toen al in steeds groter hoeveelheden
naar de Europese markten verscheept werd.2)
De Zeeuwse boeren hadden nog met een
ander ernstig probleem te kampen. Dat was de
teloorgang van de meekrapteelt. Naast de tarwe
was de meekrap in deze regio van oudsher een
uitermate belangrijk gewas in het bouwplan. Na
een eerdere neergang van de teelt ten gevolge
van Franse concurrentie in het begin van de
eeuw, had de teelt na 1850 weer een opbloei
beleefd. De uitvinding in 1868 van de syntheti
sche bereiding van alizarine zou echter binnen
een beperkt aantal jaren de meekrapplant over
bodig maken. Het ongeloof over deze rampzalige
ontwikkeling overheerste, zodanig dat zelfs begin
jaren zeventig nog enkele nieuwe meestoven
werden gebouwd.
Maatregelen van de ZLM
Al met al was het toekomstperspectief voor
de landbouw halverwege de jaren zeven
tig uitermate somber. Er waren, met de
Wilhelminapolder voorop, enkele goed georga
niseerde bedrijven. Het probleem was echter
dat een grote meerderheid van - hoofdzakelijk
kleine - conservatieve boeren niet bereikt
werd met propaganda en voorlichting. Om daar
verandering in te brengen en het organiseren
van landbouwonderwijs voor te bereiden werd
door de ZLM met subsidie van Provinciale Staten
in 1875 het fenomeen van wandelleeraar in
het leven geroepen. Als zodanig werden G.A.
Vorsterman van Oyen, hoofdonderwijzer te
Aardenburg en A.F. Marlet, hoofdonderwijzer
te Hontenisse aangesteld. Beiden beschikten ze
over voldoende kennis van de landbouw en van
alle ontwikkelingen op het gebied van moder
nisering van teeltmethoden. De wandelleraren
kregen de opdracht om overal in de provincie
voordrachten voor boeren te houden en deze
te activeren om zich actief bezig te houden
met modernisering van de bedrijfsvoering en
gezamenlijk op te trekken. Dit initiatief van de
ZLM was zeer succesvol.
A.F. Marlet, die in de winter 1876-1877 niet
minder dan 28 lezingen hield, was op vrij
dagavond 12 januari 1877 in Wolphaartsdijk
voor eene landbouw-voordracht. De Goessche
Courant berichtte er uitvoerig en enthousi
ast over. Er was sprake van eene zeer talrijke
opkomst met niet slechts eene schaar van
belangstellenden uit deze gemeente, maar
tevens verscheidene, zelfs aanzienlijke personen
uit Goes, Wilhelminadorp, Kapelle enz. waren
opgekomen. Het hoofdonderwerp van de voor
dracht was de wisselbouw der veldvruchten.
Hij besloot zijn leerrijke voordracht met te wijzen
op het nut van vereenigingen voor den land
bouw, hetzij plaatselijk, districtsgewijze of ook
33