De Koenkelpot Maria P. Burger-de Dreu Dwalend door Kloetinge in de straat waar mijn grootouders hebben gewoond, vond ik na wat speurwerk het huisje waar ik vele dierbare herin neringen aan bewaar. Het boerderijtje waar ik 's morgens het blauwe emmertje af mocht geven om het 's avonds gevuld met melk weer op te halen was afgebroken. Vijf huizen telde ik terug, dat moest het dus zijn. Het aardappelveldje, omzoomd door een fleurige rij bloeiende bloemen, heeft het veld geruimd voor het traditioneel glad geschoren gazonnetje, met je zult het niet geloven, een palmboompje. Opa zou zijn hoofd schudden als hij het zag: een palmboom in mijn tuin. De grote perenboom die in de zomer prima functioneerde als zonwering, was omgehakt. In haar schaduw speelde ik het spel van poppenmoe- dertje. Een schoenendoos als bedje. De stoof was het fornuis, nog een beetje fantasie en de middag kon niet meer stuk. >r*T Afb. 1. Abbekinderen ten zuiden aan Kloetinge. (Uit: J. Kuyper, Gemeenteatlas van de provin cie Zeeland naar officieele bronnen bewerkt, Leeuwarden 1866.) Naast me op de witte bank breide grootmoeder (opoe voor ons) de ene pen na de andere, het werden allemaal sokjes voor de kleinkinderen. De groengeschilderde voordeur met de zwarte brievenklep is vervangen door een exemplaar met veel glas en smeedwerk. Door die klep, gleed iedere morgen de krant Het Zeeuwsch Dagblad. Je had ook nog de neutrale Provinciale Zeeuwse Courant, doch opa was geabonneerd op de chris telijke krant, zo hoorde het. Na het doornemen van de koppen en de familieberichten klonk het al spoedig: Maria, de krant. Waar opoe ook mee bezig was, het werk werd neergelegd. Als dan de stoel aan de andere kant van de tafel was bijge schoven, begon opa de dagelijkse feuilleton voor te lezen, het verhaal van Cobus Klomp. Na enkele minuten volgde de bespreking dat alles anders liep dan gedacht. Of was het gissen hoe het verder uit zou pakken. De krant, het enige communica tiemiddel met de buitenwereld. Geen telefoon, geen radio of tv. Door die zwarte klep stopte de postbode een briefkaartje van hun nicht die een middagje op bezoek kwam. Of met grote regel maat een brief van mijn moeder (wij woonden toen nog in Terneuzen), waarin ze ongetwijfeld het wel en wee van ons gezin beschreef. Bombardement Nu ik het over een brief heb, herinner ik me ineens een brief van mijn grootmoeder. Voor mij is het een document, geschreven juni 1940. Nederland was nog maar nauwelijks door de Duitsers bezet, toen bij vergissing een fosforbom het huisje van opa en opoe aan de Abbekindersezandweg vernielde. De dag ervoor was tot 's avonds laat gebouwd aan de schuilplaats in een droge sloot aan de overkant van de weg. Later zou blijken, dat de bom bestemd was voor munitie opgeslagen in een huis aan het begin van de weg. Dat huisje is gespaard gebleven, het staat er nog. In haar brief geeft ze blijk van haar dankbaarheid, dat ze allen gespaard zijn gebleven, tijdens hun verblijf in de sloot aan de overkant van het weggetje. Ze beschrijft heel subtiel: een zucht en het was niet meer, we zaten te rillen en te beven, een ogenblik wisten we niets meer. Ook is ze bezorgd over het welzijn van haar andere kinderen. De brief is moei lijk te ontcijferen, ze schreef namelijk fonetisch. 48

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2020 | | pagina 50