Ziekenzorg en wijkverpleging in Kapelle en Biezelinge, 1898-1965 Jan de Jonge Eind negentiende en begin twintigste eeuw ontstonden in heel Nederland verenigingen die er op gericht waren verpleegmaterialen ter beschikking te stellen aan de leden. Op die manier kon de thuisverpleging van zieken verbeterd worden. Ook werden versterkende middelen zoals melk, eieren en vlees verstrekt aan degenen die dat zelf niet konden betalen. Daarnaast ontstonden verenigingen voor wijkverpleging, waarbij de wijkzuster een belangrijke rol speelde bij onder andere het verzorgen van zieken, de zuigelingenzorg en het geven van advies op het gebied van hygiëne. Ook in Zeeland kwamen dergelijke verenigingen tot stand. Afb. 1. Wijkzuster Scheffer voor een huis in Biezelinge, 1920-1931. (Zeeuws Archief, Beeldbank Kapelle, nr. 2-426.) In dit artikel proberen we een beeld te schetsen van de ontwikkelingen in Kapelle en Biezelinge. Op maandag 3 januari 1898 kwam in Kapelle een groep inwoners samen om een Vereeniging voor het verstrekken van versterkende midde len aan behoeftige zieken op te richten. Ook kraamvrouwen konden op hulp rekenen en de leden konden verplegingsmateriaal lenen. De vereniging begon met 121 leden en kreeg de naam Liefdadigheid naar Vermogen. De leden zouden ieder jaar 1,50 contributie betalen, zodat er een budget was van ongeveer 190,-. De eerste voorzitter was ds. E.M. van IJsendijk en secretaris-penningmeester werd A. van de Brugge (hoofd openbare lagere school). Dokter H.K. Persant Snoep steunde de vereniging door erevoorzitter te worden.1' Een jaar later trad dominee Van IJsendijk af als voorzitter en hij werd opgevolgd door Jacob Zeegers. Dat eerste jaar had al een aantal Kapellenaars beroep gedaan op de vereniging en werd 818 liter melk, 516 eieren, 67 halve kilo's vlees, 17 halve flessen wijn en 7 blikken bouillon aan behoeftige zieken verstrekt. Het ledental was stabiel.2' Niet alleen in Kapelle werd een vereniging opgericht, ook in onder andere Wemeldinge, Krabbendijke en Waarde was dat in die tijd het geval. Helaas nam in Kapelle het aanvankelijke enthousiasme snel af en eind 1901 waren er van de 121 leden bij het begin, nog maar 60 over. Dit legde natuurlijk grote druk op de inkomsten, die daalden naar 114,-. Volgens het bestuur, in een open brief in de Goessche Courant, lag de oorzaak bij de verspreiders van valse geruchten en die wisten wel niet te bewijzen, maar dan toch te vertellen aan ieder, die het maar hooren wilde, dat de vereeniging niet deugde, want dat A., die het niet noodig had, ondersteund werd, terwijl B., die het goed gebruiken kon, niets kreeg. Sommigen vonden het ook niet nodig lid te worden omdat Kapellenaars toch geholpen werden ook zonder dat ze lid waren. Daar werd echter al snel iets aan gedaan. 34

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2021 | | pagina 36