Afb. 2. Jan Fransen van de Putte sr. was ondernemend, maatschappelijk betrokken en werd in 1859 lid van de Eerste Kamer, een positie die hij zou bekleden tot aan zijn dood in 1875. (Privécollectie Cees Maris.) Afb. 3. In 1817 kocht Fransen van de Putte sr. het woonhuis met de druk bezochte bier brou werij 'De Fortuin' aan de 's-Heer Hendrikskinderenstraat 23. Naderhand kwam bierbrouwerij 'Het Witte Klaverblad' aan de Beestenmarkt 1 daar nog bij. (Collectie Gemeentearchief Goes.) Zijn jongere broer Isaac (1822-1902) had een kapitaal vergaard in Indië en was een jaar eerder voorzitter van de ministerraad geworden en daarmee de eerste Zeeuwse 'premier'. Ook zijn andere broers hadden avontuurlijk geleefd door te varen en fortuin te zoeken op Java. Jan vond dat hij in vergelijking met hen een saai leven leidde, want hij was in zijn vaders kantoor opgeleid als penningmeester en administrateur. Hij voelde zich door deze 'keuze' tekort gedaan en had hierover zijn hart gelucht bij Isaac. Hij schreef dat hij zich door hun vader gedwongen had gevoeld om in Goes te blijven en dat hij zijn opleiding en bestaan in het stadje veel te beperkt had gevonden. Een verwijt dat hun vader onterecht vond, want hij had ook met zijn oudste zoon het beste voor gehad. In Goes waren volgens hem genoeg mogelijkheden om carrière te maken. De 'oude heer', zoals vaders in die tijd vaak genoemd werden, vond bovendien dat kinderen altijd voor alles dankbaarheid moesten tonen aan hun leermeesters en hun ouders. De zoon was het daar dus niet mee eens, maar ondanks het uitbundige succes van zijn jongere broer koos hij in de loop van de jaren uiteindelijk voor de zekerheid van het Zeeuwse bestaan. Hij had later, zoals hij het zelf noemde, huishou delijk geluk en vrede waaraan hij veel zedelijke kracht ontleende, een zuinige huisvrouw en liefhebbende moeder voor de kinderen en hij vond daarom dat hij gewoon tevreden moest zijn. Hij dacht er niet meer over om naar Java te gaan. Hij had voor zichzelf inmiddels genoeg tegenargumenten verzameld: de weerzin van zijn vrouw om Goes te verlaten, de opvoe ding van zijn kinderen, zijn beperkt kapitaal, angst voor het onbekende en een betrekkelijk gevorderde leeftijd. Had hij zich dus innerlijk verzoend met een 'saai en materieel beperkt leven' in Goes, voldoende was het dan uitein delijk toch ook weer niet en die bij tijd en wijle opkomende onvrede vereiste driftig compensa tie. De reis naar Wemeldinge diende dit doel. De oude heer Tot de herfst van 1817 volgde vader Jan een opleiding bij de marine, waar hij de rang van adelborst 1e klasse bereikte. Lang genieten zou hij niet van deze positie. Vermoedelijk had zijn aanstaande schoonvader bezwa ren dat zijn dochter huwde met een marineman die zelden of nooit thuis zou zijn. Hij zocht daarom gedwongen een betrekking aan de vaste wal. Zo kwam Jan vanuit Amsterdam in Goes terecht, waar hij bierbrouwer werd. Op 1 juli 1817 kocht hij bij een publieke verkoop in het koffiehuis aan de Grote Markt het woonhuis met de druk bezochte bierbrouwerij De Fortuin aan de 's-Heer Hendrikskinderenstraat 23 (dit is nu nr. 48, nieuw bouw en deel van Huize Den Berg). Zijn schoonvader gaf nu akkoord voor een verbintenis en het jaar daarop, op negentienjarige leeftijd, trouwde hij met Digna Johanna Luteyn. Ze kregen op De Fortuin vijf zoons, van wie de vierde binnen een jaar overleed. Vader was overigens geen gemakkelijke man. Zo overlegde Isaac jaren later met zijn oudere broer Jan hoe hij hem na een logeerpartij van vier weken kon lozen. Veertien dagen daarvoor nog leek het of de gastheer zich moed insprak. Er was, tot zijn verbazing leek het wel, tot dan toe geen enkele aanmerking op hen te maken. 4 Vader en zijn tweede vrouw Anne Engelbert van Bevervoorden (1802-1873), eerder negen jaar zijn huishoudster en gescheiden, waren in ieder geval discreet en ontbeten boven. Hun huwelijk viel overigens niet goed bij de kinderen, waar schijnlijk door haar achtergrond. Twee weken daarna zag Isaac echt uit naar de Middelburgse boot, hij was het zat. De zonen vonden hun vader confuus, niet fris noch helder, onbeschoft, grof en dominant. Broer Jan had ook moeite met hem: Enfin, 't is vreemd, maar tot het eind aan toe zal die man mij blijven miskennen. Je kon de vreemde man, zoals Isaac hem letterlijk beschreef, volgens hen ook beter niets vragen, want dan kwam je niet meer van hem af. Ma was daarentegen een zorgzame vrouw. Het leven was haar door haar karakter al nooit heel makkelijk afgegaan. In haar jeugd kroop ze niet of nauwelijks uit haar schulp en terugkijkend zag ze een allerliefst zonneloos meisje, de zedigheid personifiërend. Op de kinderbals danste ze daarom bijvoorbeeld bijna nooit. Ook als volwassene drong ze zich niet op de voorgrond en ging ze problemen zo veel mogelijk uit de weg. Hun moeder was daarom gemakkelijk in de omgang. Ze omschreef zichzelf als een allemansvriend die bij de meeste mensen een potje kon breken. Het voorkwam in ieder geval confrontaties met anderen. Moeders coöperatieve karakter zat haar zelf in de weg, maar gaf de jongens een prettig gevoel als zij thuis was. Ze ervoeren de moederlijke oppassing dan ook als erg fijn en verzachtend. Ziek zijn was daarom niet per se vervelend omdat ze dan thuis konden blijven. Samen speelden ze vaak om het huis en in de brouwerij. Ze waren ondeugend en zaten vaak op plekken waar ze niet mochten zijn, zoals in het 'gistkot' tussen het bier. Kort na de koop van De Fortuin breidde Jan zijn bezit verder uit. Op een veiling kocht hij, samen met de brouwers De Jongh Zoon uit Goes en Cornelis Wabeke uit Wemeldinge, de bierbrouwerij Het Witte Klaverblad aan de Beestenmarkt 1 (het huis met het poortje dat nu nog duidelijk te herkennen is als brouwerij). Jan bleek zeer ondernemend en liet het niet bij bier brouwen. Zo handelde hij vanaf 1821 voor eigen rekening in verschillende soorten kolen, die hij liet lossen aan de kade. Bestellen konden klanten in zijn kantoor in de brouwerij. Ook was hij al vanaf 1820 splitter van loten, een handel in hele en gedeelten van loten voor de Koninklijke Nederlandsche Loterij. Het is niet duidelijk waarom, maar ondanks de goede zaken koos hij bewust voor een snel einde van het bier- avontuur. In 1834 verkocht hij zijn brouwerijen en werd de firma Van de Putte en Zoon geliqui deerd. Het gezin verhuisde naar het uit 1589 daterende Huize De Hulck aan de Klokstraat 9 van waaruit hij het loterijkantoor en de handel in steenkolen voortzette. Er moest geld verdiend worden, maar ook het tonen van maatschappelijke betrokkenheid was voor Jan belangrijk. In december 1819 werd hij benoemd tot diaken bij de Kerkenraad en in 5

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2021 | | pagina 4