6 dat kunstvol glasraam met de wapens der stemhebbende steden 44) va^ Zee land, met het wapen van Zeeland zelf, den zwemmenden leeuw: Luctor et Emer- go d.i. "ik worstel en ontswem", gekroond door het wapen van Zeelands Eer sten Edele, Oranje - het geeft, juist in dit vergeten dorpje meer dan el ders, iets te gevoelen van de glorie onzer Gouden Eeuw. En wie een zeldzaam zeegezicht wil genieten, moet nog iets verder, naar Westenschouwen. Van het eens zoo bloeiende Westenschouwen, waar in de 15e eeuw, volgens oude schrijvers, in achtentwintig herbergen de Rijnsche wijn werd geschonken, is niets overig 45) dan een gehucht. Maar de zee is er nog, en hier zoo schoon en geweldig als ergens. Schoon is hier de zee, ten onrechte Ooster-Schelde geheeten 4-6), want het is de zee-zelve. Niet verlevendigd door drukke scheepvaart, slechts door wat visschertjesmis schien wel van Burghsluis, en hoogstens door een tjalk of klipperaak. Doch schoon door de grootsche, wijde uitzichten, letterlijk naar alle kanten, want ze dringt hier diep het land in. Maar bovenal geweldig. Nergens be grijpt men het "luctor" van Zeelands wapen beter dan op Schouwen. Zie, van Noord-Beveland is nauw(e)lijks iets te zien en toch vertelt een oud boek: "dit land placht Noord-Beveland zo na te leggen, dat d'Inwooners van 't een en 't ander eiland te samenspraak konden komen 48)." Waar is al dat land? Zie naar het oosten, den kant van Zierikzee uit. In dien geweldigen inham lagen de-, de dorpen BorrendamrneRengerskerkeZuidkerke, Simonskerke, St. Jacobskerke, Bieskerke en s Heer-Arendshoven 50). Waar zijn al die dorpen? Alles verzwolgen door den vratigen waterwolf. In den loop der eeuwen toch rees voortdurend de zeespiegel. Daardoor werden de oude bedijkingen onvol doende. Doch daarbij kwam nog iets, n.l. het zoutbranden, het middeleeuwsche "selbarnen". Het oude, met zout doortrokken veen (derrie of darink) werd verbrand en uit de asch, de zelkasch, het zout gewonnen. Toen het te laat was, begon men het darinkdelven te verbieden. Want dit zoutgewin was land- verlies. Zooveel land werd toen verbrand, dat eerst in 1895 de heuvels zelkasch, die thans veel waard bleek voor glasblazerijen, bij Zierikzee wa ren opgeruimd. Het land, zoo binnendijks door den mensch vernield, hield niet meer stand tegen de al-rijzende zee. Dijkvallen, oeverafschuivingengrondbraken waren niet meer te beteugelen en landen en dorpen verdwenen in zee, hier en langs Zuid-Beveland, tot Bergen-op-Zoom toe. Maar ook hier ziet men, hoe op dat "luctor" van Zeelands wapen zegevierend volgt: "et emergo". Want telkens wierp dat stoere volk van dijkbouwers een nieuwe verschansing op tegen de vratige zee. En thans - eere onzen waterbouwkundigen - onneembare verschan singen naar het schijnt 51). Daarvan krijgen wij een grootschen indruk als we naar Zierikzee gaan. Hoe hoog en fier, met zijn voet in zee, staat daar die geweldige dijk! n Eind weegs rijst ineens aan zijn landzijde een verlaten, vierkante toren, eenzaam, verweerd, de Plompe Toren. Het is die van het verzwolgen Koudekerke. Maar de volksdichting noemt hem dien van Westenschouwen. Want toen eens Westen- schouwensche visschers een zeemeermin hadden gevangen en meegenomen, kwam 's avonds de zeemeerman voorspellen: Westenschouwen, Westenschouwen, Het zal je berouwen Dat je genomen hebt mijn vrouwe! Westenschouwen zal vergaan, Een stuk van den toren zal blijven staan. Telkens als ik voor dien toren stond, was het mooi weer. De breede plas lag rustig, en zoetjes verruischten zijn golfjes tegen den onbewegelijken basaltdijk. Droomerig, romantisch keek de Plompe Toren over het stille wa ter en het nog stillere polderland. Maar als de westenwind in stormnachten

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1970 | | pagina 11