4. Op weg van Ouddorp naar de haven, waaruit hij zou vertrekken, zag de heer Haspels een nog in weking zijnde meestoof 2). Wij geven hem, nog vóór hij goed en wel op Schouwen aan land stapt, reeds het woord. Over zijn over tocht schrijft hij: "Hoe wijd ligt daar het zeevlak nu aan onze linkerhand -en hoe verlaten. Oeen schip te zien - niets dan dat groene, gele, witgekopte water, met bronzen reflexen, zoo ver het oog reikt, tot aan de verre kust van Goeree met zijn toren! Ja, toch iets. Rechts, zware dukdalven om groote schepen aan te meeren. Och, vergeten resten uit de glorietijd van Brouwershaven, toen dit de voorhaven van Rotterdam zou worden. Niet meer nodig: de water weg is er 3). En de schipper vertelt ons, dat ze ook al opgeruimd worden, die oude dukdalven. Eén zwaai, het zeil glist neer en we glijden de haven binnen". En dan begint, terzijde van het opschrift "SCHOUWEN EN DUIVELAND" de juist vier bladzijden beslaande beschrijving van deze eilanden. Wij laten verder het woord opnieuw aan de heer Haspels. De hier en daar aangebrachte getal len verwijzen naar de noten waarmede wij 's heren Haspels' relaas verduide lijken, aanvullen en soms verbeteren. "Wij doen dit verrukkelijke eiland (hiermede bedoelt de heer H. Schouwen) niet te kort, door het in Brouwershaven binnen te gaan? if) Want, ach, zoo dood als dit stedeke is! 3) Op het havenplein staat vader Cats 6), zuiver- lijk gewit - dit heeft iets van onopzettelijken hoon 7) daar op dat groote plein 8). En dan dat prachtige, vroolijk-deftige stadhuisje 9), evenals de kerk met haar zeer bizondere gothische bouworde 10) en haar 'mooie graf zerken, o.a. van Cats' vader, of, zooals de kosterin trouwhartig verklaar de, "van den vader van het standbeeld" - ach, hoe doodvergeten staan ze daar in het droefgeestige stedeke. Nu vooral morsdood, na het vleugje op bloeiend leven, toen het Brouwershavensche gat werd betond 11), om te die nen als reede, voor een groote handelsvloot 2 Van Brouwershaven langs Scharendjjke en Oudendijke 12) het westen in! Van den hoogen dijk 13) zien we rechts in het breede zeegat, waaruit de schepen en links in het vlakke land, waaruit de kasteelen en kloosters van weleer verdwenen zijn. Hoe gevoelt men in deze eenzaamheid het opgaan, blin ken en verzinken van al het menschelijkeDit land is te grootsch, trots zijn verlatenheid, om het leelijk te noemen, maar droefgeestig is het wel. Toch lif) zie, daar wenken de duinen en daar, uit wat mager hout, een kaste Moermond, het oude kasteel van de Renesse's. Ik herinner me nog, hoe zeld zaam droef en armoedig het daar voor jaren lag. Nu wordt het gerestaureerd en de eigenaresse 15) was zoo heusch ons van een introductiebrief te voor zien. We vonden het niet groot, waardoor het prettig te bewonen zal zijn. Langs de oude wenteltrap klommen we in het karakteristieke oude torentje en bewonderden het wijde uitzicht over polder, duin en zee. En daar de her bouw in goede handen is 16) en nog veel antieks gespaard schijnt, kan dit kasteeltje een juweeltje worden. Vooral als het zich achter zijn grachten wegschuilt in mooi hout 17). Trouwens daaraan grenst het reeds. Naar het dorp Renesse toch, vlak bij gelegen, voert een bekoorlijke landweg langs we lig houtgewas. En Renesse zelf, hoe rustig en welvarend ligt het daar rond zijn ruim, met hoog hout beplant kerkplein. 18) Hoe vriendelijk en rustig is het hier. Geen tram 19), geen dorpsgeraas zelfs, en toch levendig - levende stilte. En de verrukking neemt nog toe als we naar Haamstede op weg zijn 20). Zoo mooi als de namen Renesse en Haamstede ons in de ooren klinken, nog mooier zijn deze geestgronden, hun boschrijke zoomen, hun heerlijk duinlandschap. Zijn duinen niet altijd verrukkelijk? Die buitenduinen, hoe fier heffen zij hun soms gehavende blinkerts 21), als tartten zij de zee, dapper, uitdagend Maar die binnenduinen 22), zijn ze nog niet schooner? Hoe frisch blinkt het loof van berk en eik, van els en peppel tegen het gouden zand! Hoe ingroen zijn die duinweiden, en hoe helder staan die huisjes in hun bloementuinen, zoo helder en rein als de atmosfeer waarin men ademt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1970 | | pagina 7