6)
En toch, hoe getaand is die glorie!
Zierikzee is een koningin, een keizerin. Komt ge van het Westen, Noord
en Zuidhavenpoort wachten u: twee ceremoniemeesters voor één 22). Of van
het oosten, dan staat daar de grootmeester St.Lieven 23). Of nadert ge
van het noorden, dan is daar de Nobelpoort, een edelman van ouden huize,
om u te doen gevoelen dat ge nadert tot een koningin, een keizerin. Maar
een keizerin zonder hof, zonder volk - een vergeten keizerin. Zeker heeft
ze nog haar zomerresidentie in Schuddebeurshet gehucht van oude buitens
en' oude bonen, waar de wiltzangh schatert in de boschjes, de gieteling 2/f)
scharrelt in het dorblad 23), en de mensch vergeet dat hij ingepakt zit
tusschen dijken - doch vraag niet, wat het de keizerin kost haar hoogheid
op te houden, want van het zuiden, van de zee, komt geen nieuw leven meer
geen volk, geen welvaart, alleen maar slib 26)
0, die wandeling van de Nobelpoort door het Slingerbosch naar de Noord-
havenpoort! De maan hing hoog aan (de) onbewolkte lucht en liet zilver
kabbelen op de breede stadsgracht. Tegen den droomerigen, lichtenden
avondhemel stonden al die torens van stadhuis en poorten en St.Lieven zoo
sierlijk en grootsch en majestueus - maar zoo ver weg!
Want tusschen dezen ouden stadswal en die torens een leege vlakte
van tuinen en akkers - eens vol huizen en vol volks 27). Geen mensch kwam
ons tegemoet, geen geluid werd gehoord. Het was onzegbaar schoon - maar
onzegbaar weemoedig. Schoon is Zierikzee, en ook levendig op marktdagen
van boeren" met hun prachtpeerden, en van boerinnen met hun 28) schilder
achtige Schouwensche 29) mutsen, maar de onvergankelijke schoonheid van
Zierikzee is de berusting, waarmee het zich zijn oude glorie herinnert,
de schoonheid van den stillen weemoed, die al niet meer weent 30).
Hoewel Duiveland de grootsche schoonheid van Schouwen's duinlandschap mist
heeft het daarentegen een eigen bekoorlijkheid. En verhaalt Schouwen van
verlies op verlies tegen de vratige 31) zee, Duiveland vermeldt even ge
regeld van 32) landaanwinsten. Wie zou gelooven, dat Duiveland, Schouwen,
Dreischor en andere eilandjes door diepe wateren van elkaar waren geschei
den. Dat de Golde 33) 5 meer naar het noorden Dïjkwater geheetcn, nog in
130if zoo breed was, dat daarop (de) Hollandsche en Fransche schepen een
zeeslag 3k) konden leveren tegen (de) Vlaamsche? Sinds is al dat ¥/ater ver
land. Hooge dijken' beuren nog hun breede ruggen uit het lage polderland,
maar het zijn reeds lang slapende dijken. Soms ook mooi beplant met olmen
op den 33) kruin, met knotwilgen aan den voet.
Van die lommerrijke dijken geniet men al dadelijk, van Zierikzee een tochtje
over Duiveland makend. De mooie straatweg slingert zich door Kapelle en
Nieuwerkerk op Zijperhaven aan. Een dubbele verrassing. Soms voert de
schaduwrijke weg langs vruchtbare akkers, weiden en groote boerderijen, waar
telkens de verschijning 36) van zoo'n statige Schouwensche 29) muts een
vreugde is. Dan weer langs welig bosch 37) omdat het niet verwacht werd
in dit polderland. Tot in Bruinisse een nieuwe verrassing wacht. Wie het
welvarende dorp binnenkomt gevoelt dadelijk, dat dit geen landbouwdorp is.
Daarvoor zijn de vele huizen teveel stadsgewijze aan elkaar gebouwd, ter
wijl de straten toch te stil zijn voor een stadje. Nauwelijks echter de hoofd
straat uit, en den dijk beklommen 38), of de oplossing ligt voor ons. Daar
lacht ons tegen een haven, waarin het wriemelt van mosseljagers en hoog
aarzen. Een bosch van masten laat zijn wimpeltjes wapperen tegen de lucht,
en het geheel havenvlak is bruin, bruin van de geheschen zeilen met de
witte letters B.R. 39). Veel meer dan honderd van die dappere, kittige
scheepjes liggen daar soms aan de palen. En van den buitendijk af een prach
tig gezicht over den wijden zee-inham. Op den voorgrond perceelen, waarop
(de) oesters en mosselen zijn uitgezaaid, en verderop de breede plas, waarct
enkele bruine blazers drijven. En achter ons het welvarende dorp met zijn
roode daken, levendig en schilderachtig afstekend tegen het grijze land.
Vlak bij den dijk zag ik een oud huisje met mooie ankers en een gevelsteen,
waarop een paar mossels met dit opschrift:
Dit Huys is goet ende Bequaem
De Cieene Mossel is syne Naem k0)