- 67 -
maar de belangrijkste vangst was wel 2 melkkiesjes van
de zuidelijke olifant (Mammuthus (Archidiskodon) meri-
dionalis), waarvan er één aan burgemeester De Meester
werd aangeboden, ter plaatsing in het Maritiem Museum.
Verder werden nog een schedelfragment van een walrus,
een sprongbeen van een wild zwijn en een aantal fragmen
ten van hertegeweien opgevist. Bijna al deze vondsten zijn
afkomstig van dieren, die geleefd hebben in het begin van
het IJstijdvak, ongeveer 2. 000. 000 jaar geleden. Al met
al weer een zeer geslaagde dag, die besloten werd met
een feestelijke mosselmaaltijd in hotel Mondragon.
G. Kortenbout van der Sluijs.
EEN MERKWAARDIGE VONDST?
Op 27 augustus j.l. stuitte ik bij 't graven in de tuin achter
het pand "De Schaar", met een gevelsteen daterend uit
17 00 (Weststraat 17), op een hard voorwerp. Bij nader
onderzoek bleek het een zwaar verroest hoefijzer te zijn.
't Had echter niet de huidige vorm, ook geen lip of rits.
Een merkteken (dit is mogelijk een smidsteken) was niet
te zien. Wel kalkoenen en gestampte gaten, 't Gewicht be
droeg ongeveer 500 gram.
Jan Kloet.
Het temmen van het paard vond plaats in Azië. Zowel bij
het wilde als 't pas getemde paard was er een natuurlijk
evenwicht tussen hoornSf slijting en hoornèclngroei, o. m.
doordat men nog geen verharde wegen had. Oris hoefbe
slag was hun onbekend.
Toen de beschaving voortschreed, werden de eisen, die
de mensen aan het paard stelden, hoger.
Nadelen waren: teveel afslijten van de draagrand, soms
ook van de straal of zool, zodat kneuzing en verwonding
plaats vond.
Op Egyptische wandschilderingen van omstreeks 1300 voor
Christus zijn paarden afgebeeld, wier hoeven met stroken
van leer of van een weefsel zijn omwonden, om tè sterke
afslijting te voorkomen.