- 2 - ZIERIKZEE. VERANDEREND STADSBEELD. In het afgelopen zomerseizoen is Zierikzee opnieuw bewonderd door duizenden toeristen. Zij kwamen om te zien wat elders niet te zien is: vele huizen in verschillende oude bouwstijlen - al of niet verminkt - verdeeld over een verrassend stratenpatroon. Volgens de mening van de "buitenman", die zijn daagje hier binnen de wal komt doorbrengen, is Zierikzee een pittoresk stadje. Wandelend in shirt en korte broek staat hij stil bij ieder oud geveltje en prikt zijn fotoplaatje, zoals het musje zijn graantje. Des winters in de flat, dat misschien staat in een stad, die niet veel meer is dan een woonwa genkamp zonder wielen, beleeft de toerist opnieuw zijn uitstapje naar het lieflijke. Zierikzee, dat op een Zeeuws eiland ligt. Na het zien van de laatste dia zegt hij, dat het er goed toeven was. Omdat de straatwanden van Zierikzee als decor waarvoor de vreemdeling zich beweegt min of meer een object zijn geworden, waaraan wordt verdiend, kan het nuttig zijn eens in grove trekken kennis te nemen van hetgeen er vroeger mee is gedaan en wat men er in de (naaste) toekomst mee zou kunnex doen. Het tijdvak, dat wij willen overzien, eindigt omstreeks 1940» Laten we zeggen met de bouw van het postkantoor. Uiteraard is hier ter stede veel van de oude bouwwerken verloren gegaan. De St. Lievens Monstertoren herinnert alleen nog aan het oudste deel van de stad. De heer Olivier Groeneyk, commies-griffier ter gemeen te secretarie van Zierikzee, schrijft in zijn Kronijk Van Zierikzee, die in 1821 van de pers kwam, dat deze toren "als een onmisbaar zeebaken moet beschouwd worden". Deze spitsvondige formulering was voor het ge meentebestuur sterk genoeg om "volkomen herstel van dit gevaarte"bij het Gouvernement te bepleiten, hetgeen succes heeft gehad. Reeds in het be gin van de 17e eeuw was het grafelijk hof tegenover de toren afgebroken. Het werd begrensd door de tegenwoordige Weststraat en Karnemelksvaart De kerk verbrandde in 1852. Aan herstel van het gebouw werd niet gedacht. In het oudste stadsdeel ten westen van de Dam bleef het stadhuis bewaard. Het oudste deel daarvan diende eerst als vleesmarkthal. Tussen 1550 en 1554 werd ten oosten van deze hal een nieuw stadhuis gebouwd. In 1775 werd de voorgevel van het gebouw ingrijpend gewijzigd. Eeuwenlang hing in de toren het welluidend klokkenspel uit de gieterij van Peeter van den Gheyn, dat enige jaren geleden naar de Zuidhavenpoorttoreh werd overgebracht. De zuivere klank van dit carillon moest worden herontdekt om de klokken van het gemeentemuseum naar de poort over te brengen, waar ze bij dag hun stemmen weer laten horen. De Lutherse kerk in dit kwartier laten we buiten beschouwing. Het gebouw is een rest van het woonhuis c.a. van de heren van Kleef, dat lang het stadsbeeld in deze omgeving beheerste. Binnen de grote stadsuitleg, die in het begin van de 14e eeuw in oostelijke richting tot stand kwam, vinden we drie stadspoorten, de kloosterkapel van het voormalige St. Elisabethsgasthuis (Gasthuiskerk) met een koopmansbeurs uit het midden van de. 17e eeuw als voorstuk, de grafelijke gevangenis van Zeeland Beoosten-Schelde (1524/6) en een tot vismarkt verbouwd hofje in de St. Domusstraat. Vergelijken we de verschillende stadsplattegronden met elkaar dan zien we dat door de afbraak van de kloostercomplexen Wevershoek, Minderbroederstraat, SlabberswerfLange St. Janstraat, Driekoningen laan en Karsteil) na de Reformatie open erven in het stadspatroon ont stonden. In de loop der eeuwen werden deze opnieuw bebouwd. Slechts de kapel van het voornoemde St. Elisabethsgasthuis bleef bewaard en werd als kerk ingebruikgenomen (Gasthuiskerk)Een sieraad der stad.

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1976 | | pagina 2