- 162 - dat er geen ernstige pogingen in 1832 zijn gedaan, na de fatale brand, om op basis van de bewaard gebleven elemen ten tot een herbouw te komen, al was het maar voor een deel, bijv. het koor. We moeten evenwel niet vergeten, dat zulk een geringe belangstelling voor middeleeuwse mo numenten en voor de gotische bouwstijl destijds een alge meen verschijnsel was. Een paar tientallen jaren later was dat, ook in Nederland, heel anders. Toen had men oog gekregen voor de grote historische betekenis van de mid deleeuwse kerkbouw; niet alleen had men er toen veel voor over om voorbeelden van de middeleeuwse bouwstijl te res taureren, maar ook nieuwe kerken werden in die trant op getrokken. Maar in de tijd toen in Zierikzee de kwestie aan de orde kwam, na de brand, van: "wat nu" speelde dit alles nog geen rol. Zeker moet men er ook de bewo ners van Zierikzee niet een verwijt van maken dat ze een gebrek aan historisch gevoel hadden. De Zierikzeeënaren vroegen advies aan Den Haag, en noch het Ministerie, noch het Koninklijk Instituut voor Kunsten en Wetenschappen dat met het antwoord op een door Zierikzee gestelde vraag belast werd, suggereerde restauratie of gedeeltelijke her bouw. Het Instituut, gevestigd te Amsterdam, gaf de aanbeveling om voorbeelden van moderne niet-katholieke kerkbouw na te volgen uit Duitsland, Engeland of Rusland. Hoe men zich in Amsterdam dit precies voorgesteld heeft in die tijd toen er nog geen foto's of bouwkundige tijdschrif ten bestonden, is niet geheel duidelijk. Wat hiervan zij, de Zierikzeese notabelen kwamen terecht bij de Brabantse architect P. Huijsers Azn. Voor die tijd en in die omstan digheden zeker geen slechte keus. Hij behoorde tot de school van de zogenaamde Waterstaatsarchitecten, d. w. z. de architecten uit de eerste helft van de 19e eeuw die bouwden in overeenstemming met de opvattingen van het Ministerie van Waterstaat, dat van staatswege met een zekere kontrole op de stichting van nieuwe kerkgebouwen was belast. Deze opvattingen hielden in dat men een voor de protestantse eredienst praktisch kerkgebouw nastreef de, bijv. een zaalkerk, waaraan als sieraad bepaalde "klassieke" vormen werden meegegeven, zoals zuilen (of wat daar voor door moest gaan) en fronten, maar tevens liefst ook een bovenop dit front gezette toren. Een wat

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1978 | | pagina 10