- 168 -
zeese avontuur het jongetje Jacob op het verleidelijke e-
rotische spoor gezet. De ervaring van de student in Leiden
openen zijn ogen voor de ernstige ongewenste gevolgen van
een ondoordachte verliefdheid. Een huwelijk met een Mid
delburgs meisje ketste af op het bankroet van haar vader,
hoewel Jacob haar daarvoor niet had willen laten schieten.
Maar zijn vriendenkring maakte hem duidelijk dat dat hu
welijk schade zou toebrengen aan zijn loopbaan. Voor dat
dreigement ging Cats door de knieën. Wat zegt dit nu over
zijn mentaliteit? Dat hij berekend zou zijn tot in de liefde
toe, zoals hem meermalen verweten is? Nee. Vrees voor
de toekomst verlamde zijn natuurlijke gevoelens. In zo'n
toestand werd hij ontvankelijk voor allerlei invloeden. Met
inspanning van al zijn intellektuele krachten moet Jacob
orde zien te scheppen in zijn innerlijke verwarring.
Net op tijd vindt hij zijn Elisabeth, die hem een strenge
opvoeding in calvinistische geest geeft. Dat was iets, wat
de half-wees uit een nog deels rooms-katholieke familie
eigenlijk nooit gekregen had. Zijn dierbaarste herinnerin
gen zijn de kluchtige lesonderbrekingen van meester Kemp
geweest. Daaraan zal Jacob zich later spiegelen als hij
zijn eigen emoties op literaire wijze bespelen gaat. Hij
projekteert zijn geheime verlangens in een verliefde herder
en droomt dan ongegeneerd van zoet romantische en tege
lijk kluchtige pastorale liefdes. Want hij blijft zich altijd
bewust van de kloof tussen de literaire droom en de Zeeuwse
werkelijkheid. Een aantal meisjes uit zijn vriendenkring
krijgt in zijn dagdromerij een aantrekkelijke taak toebedeeld.
Dat er ook in de werkelijkheid van toenadering sprake was,
is een overhaaste en waarschijnlijk onjuiste veronderstel
ling.
Voor deze tamelijk onschuldige genoegens schaamt de
jonge artiest zich. Jacob loopt immers al tegen de veertig
als hij eraan begint, en heeft een aanzienlijke en hoogst
aangename positie in de hogere kringen van Middelburg.
Zo'n man kan niet meer trots komen aanzetten met versjes
waarin de verrukkingen van de aardse liefde bezongen worden.
En zeker een calvinist niet, die er voor terugdeinst openlijk
de zijde van de gematigde remonstrantse partij te kiezen,
zoals de latere vriend Caspar van Baerle. Als Cats dus
zijn belangen niet schaden wil, dan mag hij niet meer in
1618 met wufte elegante liedjes aankomen, zoals Hooft en
Bredero in hun jonge jaren wel gedaan hebben. Maar toch: